1005 22 MEI 1980
staan hier en wij kunnen niet anders", het college
heeft de opdracht de bestemmingsplanbepalingen
strikt na te leven en wellicht zou de indruk kun
nen worden gewekt dat het college niet gevoelig
is voor allerlei punten die in het bezwaarschrift
van de appellant aan de orde komen. Ik geloof dat
de heren Van den Broek en Ten Wolde en het college
op dezelfde lijn zitten: je moet enerzijds oog
hebben voor de problematiek, maar je moet ander
zijds toch ook de wettelijke bepalingen handhaven.
Het is mijns inziens gerechtvaardigd te con
stateren dat het probleem-in-kwestie misschien
wel urgent is, maar dat, zoals in het beroepschrift
staat, daarbij de blik op de toekomst wordt ge
richt. Er zullen zich niet al vandaag calamiteiten
voordoen. In dit verband wil ik op voorhand een
eventueel misverstand uit de weg ruimen. Wanneer
de raad vanavond in het kader van een formele op
stelling waartoe hij gedwongen is, tot de uit
spraak komt dat de uitbreiding onmogelijk is, be
tekent dat niet dat de uitbreiding, als die for
mele blokkade opgeheven is, wèl mogelijk zal zijn.
Die conclusie mogen we niet trekken. Het "nee" van
vanavond wordt formeel getoetst aan de hand van
bestemmingsbepalingen. Als men straks "ja" zou
willen zeggen, zal er een toetsing op vele andere
punten tot stand moeten komen, variërend van hin
derwetmaatstaven tot stedebouwkundige maatstaven.
Ik wijs erop dat de situatie zeker niet stedebouw
kundig is getoetst.
Als we, in overeenstemming met de suggesties
van de heren Van den Broek en Ten Wolde, toch tot
een oplossing zouden willen komen, beschikken we
in theorie over een drietal mogelijkheden. De heer
Ten Wolde heeft de gemakkelijkste genoemd: gebruik
maken van de afwijkingsbevoegdheid van het college
van burgemeester en wethouders. Hij heeft terecht
geconstateerd dat deze weg hier niet kan worden
gevolgd, omdat deze bevoegdheid niet in de bepa
lingen van het bestemmingsplan van 1971 is opgeno
men. Hier gaat dus de deur dicht.