1007 22 MEI 1980
betrokkene van gedachten te wisselen, zonder op
dit ogenblik toe te zeggen dat zijn probleem op
die manier kan worden opgelost. Een dergelijke
toezegging zou niet juist zijn, omdat er, zoals
ik al zei, nog diverse toetsingscriteria moeten
worden toegepast, die ook recht doen aan soortge
lijke ambities. Ik meen echter dat we er met de
zojuist uitgesproken bereidheid uit moeten kunnen
komen.
Een en ander kan inderdaad leiden tot de si
tuatie die de heer Garritsen voorziet. Hij prelu-
dieert dan echter wèl op de nieuwe situatie door te
zeggen dat de uitbreiding naar zijn oordeel op ba
sis van een aantal eisen niet mogelijk zal zijn.Ik
ben van mening dat we alle mogelijkheden open moe
ten houden. Na de behandeling in de commissie
ruimtelijke ordening verplicht het college zich
om in het kader van de voorbereiding van het be
stemmingsplan nadrukkelijk met de problematiek
van het pand Liesbosstraat 8 op de mat te gaan.
Zonder hoofdelijke stemming wordt hierna
overeenkomstig het voorstel van burgemeester
en wethouders besloten.
21. bijlage nr. 161.
VOORSTEL VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS M.B.T.
DE ACHTSTE WIJZIGING VAN DE REGELING STADSGE
WEST BREDA (VOORSTEL AFVALVERWERKING)
De heer DREEF: Bij deze gelegenheid wil onze
fractie nog eens ingaan op de problematiek van de
afvalverwerking, alsmede, met uw toestemming,
mijnheer de voorzitter, op de perspublikaties te
dien aanzien. Het ter tafel liggende stuk gaat uit
van een voorstel van het stadsgewest Breda, waar
men op 2 november 1979 heeft besloten de gemeente
besturen te adviseren tot een wijziging van de
stadsgewestregeling te komen. Het gaat voor onze
gemeente om een bedrag van ruim 32.000,voor
de zogenaamde transportkcstenpoolingIn hun