1011
22 MEI 1980
materie terugkomen, zo niet in de eerstvolgende
commissievergadering, dan toch in ieder geval in
de daarop volgende.
Zonder hoofdelijke stemming wordt hierna
overeenkomstig het voorstel van burgemeester
en wethouders besloten.
22. bijlage nr. 182.
VOORSTEL VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS MET
BETREKKING TOT DE UITWERKING VAN HET PARKEER
BEHEER IN DE BINNENSTAD. (D)
Mevrouw DEN OUDEN-JANSENDe nota betreffende
het parkeerbeheer roept tal van reacties op, zowel
van de bewoners van de binnenstad als van de ne
ringdoenden en niet te vergeten van degenen die
de parkeerchaos in de binnenstad veroorzaken. Zó
veel is intussen wel duidelijk geworden, dat als
het parkerende publiek niet bereid is zich aan de
regels voor ordelijk parkeren te houden, wij nage
noeg met lege handen komen te staan. Daarom moet
als voorwaarde worden gesteld dat allen die bij
het parkeerbeheer zullen worden ingeschakeld, dan
ook overtuigd dienen te zijn van de noodzaak er
van. In de praktijk blijkt dit niet altijd het ge
val te zijn, ook niet bij de politie, zoals wij
één dezer dagen vernamen van een middenstander die
een bon kreeg. Steeds weer opnieuw tekenen zich
verschillen van inzicht af tussen zakelijk belang
hebbenden en bewoners. De één voelt zich benadeeld
omdat het winkelend publiek de auto niet voor de
deur kan zetten om even een boodschap te doen,
terwijl de voetganger de auto ervaart als een hin
derlijk element en een gevaar voor zijn kinderen.
Het is wel duidelijk dat deze tegenstrijdige be
langen een hinderpaal vormen voor het ontwerpen
van een goed functionerend parkeerbeheer.
Toch zijn alle betrokken partijen het erover
eens dat de huidige situatie zo snel mogelijk moet
veranderen en dat er een einde moet komen aan de