22 MEI 1980 1034 woord is aan de heer Van Dun voor de beantwoording in eerste termijn bij agendapunt 22. Wethouder VAN DUN: Bij de discussie van van avond over het parkeerbeheer is een veelheid van opmerkingen gemaakt, maar het geheel spitst zich toe op een aantal facetten, die ik graag namens het college met de raad wil bespreken. Allereerst een enkel woord vooraf. Het is lang geleden dat de bouwstenen voor het parkeerbeheer zijn gelegd. Dat gebeurde in de besluitvorming omtrent de binnen stad en het spijt mij meer dan ik kan zeggen dat het zo lang heeft geduurd voordat wij het onderha vige voorstel aan de raad hebben kunnen voorleggen. De leden van de commissie ruimtelijke ordening, met wie deze problematiek indringend schriftelijk en mondeling is doorgenomen, zijn op de hoogte van de oorzaken van deze vertraging. Excuses van onze kant moeten ook worden ge maakt voor een zekere mate van slordigheid, die in de eerste plaats tot uiting komt in het feit dat de voorgestelde besluitvorming eigenlijk pas vana vond bij de raadsleden op tafel ligt. Ik vlei mij mij met de hoop dat die besluitvorming wèl aan de orde is geweest in de commissie ruimtelijke orde ning. Een tweede uiting van slordigheid is dat ook de administratieve verwerking in het kader van be grotingswijzigingen pas vanavond op tafel ligt. Vervolgens een algemene opmerking waarbij ik even moet teruggrijpen op het verleden. Wat is de bedoeling van het parkeerbeleid? Mijns inziens is die bedoeling tweeledig: 1vanuit de prioriteit die het wonen in de binnenstad heeft, willen we er op zijn minst voor zorgen dat waar in de binnen stad wordt gewoond, de bewoners zo min mo gelijk last hebben van de parkeerdruk op de binnenstad, een druk die ongetwijfeld bestaat en blijft bestaan; 2. we willen proberen greep te krijgen op het parkeerbeheer in de binnenstad vanuit één

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1980 | | pagina 1034