1037
22 MEI 1980
Wethouder VAN DUN: Ik wil geen onduidelijk
heid laten bestaan. De vraag van de heer Van de
Steenoven slaat op een situatie waarin een parti
culier zich als gegadigde voor de exploitatie van
een nieuw te stichten parkeergarage in Breda meldt.
Als de heer Van de Steenoven vraagt of we in zo'n
situatie met die particulier in zee gaan, dan zeg
ik: om de donder niet. Het feit dat die particu
lier er is ik kom daarop straks bij de exacte
beantwoording van de vragen van de heer Ten Wolde
nog terug -- vormt geen argument om "ja" te zeg
gen. De heer Garritsen heeft er gelijk in dat een
particulier enig rendement uit zijn investering
wil hebben. Die particulier wil dat volstrekt te
recht en het siert hem; het vervelende is alleen
dat wij die "versierselen" graag in eigen zak ste
ken. Waarom willen wij dat? Als het parkeerbeleid
in Breda en niemand heeft dat weersproken
wat de financiële vertaling betreft kostendekkend
moet zijn en als zoals uit de discussies naar
voren komt op bepaalde momenten bepaalde groe
pen bij de financiële vertaling van het parkeer-
gebeuren prioriteit moeten krijgen in een laag ta
rief, dan zal in het kader van beide doelstellin
gen te allen tijde het geld èrgens vandaan moeten
komen. Wanneer nu in het totale pakket rendement
kan worden behaald met de parkeergarages, die wel
eens wat smalend "de krent in het brood" zijn ge
noemd, dan ben ik ervóór die "krent" vooralsnog
aan de gemeente te geven om binnen de totaliteit
van het gemeente-gebeuren andere dingen mogelijk
te maken. Dit is de onderbouw van het "in princi
pe-besluit"
Ik kan mij echter voorstellen dat er situa
ties kunnen ontstaan waarin we niet alleen op ba
sis van financiële maatstaven, maar ook op basis
van mogelijke eigendomsverhoudingen en op basis van
al dan niet aanwezige winstverwachtingen, op een
andere manier met mensen kunnen praten. Daaraan
zouden we wel eens kunnen toekomen; bij de concre
te beantwoording zal ik een en ander aan de hand