22 MEI 1980
1056
uitgangspunt. Als dat niet zo zou zijn, zou er in
het ambtelijk apparaat en in de raad niet meer te
werken vallen. Wij hebben bepaalde besluiten geno
men, die nu uitgangspunt voor de op te stellen be
stemmingsplannen vormen. Het is terecht dat de be
stemmingsplannen tezamen met de betrokkenen worden
bepaald en met hen worden doorgenomen, maar voorop
staat dat de besluitvorming in het kader van het
structuurplan recht overeind blijft staan en uit
gangspunt blijft.
Het laatste wat ik in dit verband tot de heer
Garritsen wil zeggen is het volgende. Hij is inge
gaan op de Sint Annastraatterwijl de wethouder
zelf heeft gesignaleerd welke problemen zich op
het gebied van de politie voordoen. We zijn uitge
gaan van wat er in de binnenstad van Breda dient
te gebeuren en we hebben aangegeven welke maatre
gelen daartoe dienen te worden getroffen, waarbij
we hebben aangetekend dat een en ander toezicht en
controle van iedereen vereist. De heer Garritsen
moet dan niet in het kader van het slechte beleid
waarover hij altijd spreekt, deze wethouder de men
taliteit van de weggebruiker in de schoenen schui
ven. Ik moet zeggen dat ik mij in Breda grenzenloos
erger aan de mentaliteit van de mensen rondom mij
heen. Dat begint bij verkeerd parkeren, maar het
gaat verder met de asbakjes die bij het rode licht
het raam uit worden geflikkerd, en met het negeren
van verkeerstekens in de hele stad. Ik vind de si
tuatie hopeloos het verkeer zit ook in mijn
portefeuille we kunnen overal borden, platen
en stoplichten neerzetten, de straat wordt rijk
gemeubileerd, maar we worden er met elkaar wèl ar
mer van. Dat vind ik een razend groot probleem.
Zonder hoofdelijke stemming wordt hierna over
eenkomstig het voorstel van burgemeester en
wethouders besloten, onder aantekening dat de
heer Garritsen geacht wil worden te hebben
tegengestemd. Hierbij zij vermeid dat in het
ter vergadering uitgereikte concept-besluit