1075 22 MEI 1980 komt. De VOORZITTER: Ik verzoek de raad nu zijn oordeel over het initiatiefvoorstel te geven. De heer EISSENS: De heer Garritsen heeft al gezegd hoe wij naar zijn mening zouden moeten re ageren. Ons standpunt was hem ook al enigszins bekend uit de brief die hij heeft ontvangen. Het gaat hier niet zo zeer om het belangwekkende van een bepaald onderwerp; wij hebben echter niet de pretentie dat we met het "belerend vingertje" over iedere situatie oordelen kunnen geven. In eerste instantie hebben wij tot taak de stad Breda te be sturen en daarmee hebben we het al moeilijk ge noeg. Laten we ons daartoe dan ook beperken en la ten we onderwerpen waarover elders een oordeel wordt gegeven, op de plaats houden waar ze thuis horen. Hiermee heb ik de belangrijkste reden aange geven waarom onze fractie het voorstel van de heer Garritsen niet zal steunen en waarom wij op dit ogenblik ook niet verder op de inhoud van zijn betoog zullen ingaan. De heer TAKS: Met dit initiatiefvoorstel wordt door de indieners beoogd dat de gemeente raad bij motie een aantal uitspraken doet over de binnenlandse politieke situatie in Zuid-Afrika, in het bijzonder ten aanzien van de toepassing van de mensenrechten, over de strekking van een door de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties tegen dat land ingesteld wapenembargo en over de wense lijkheid en de haalbaarheid van een effectief olie-embargo, dit alles uitmondend in het besluit om er bij de regering op aan te dringen dat deze initiatieven neemt om te komen tot een olie-em bargo tegen Zuid-Afrika. De motie heeft dus be trekking op onderwerpen als het buitenlands beleid en de internationale rechtsorde, onderwerpen die ingevolge artikel 58 van de Grondwet zijn

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1980 | | pagina 1075