22 MEI 1980 1076 opgedragen aan de regering, die hiervoor verant woording schuldig is aan de Staten-Generaal. Dit betekent dat op het niveau van de regering en de Staten-Generaal de discussie moet worden gevoerd over de vraag, hoe Nederland zich tegenover de apartheidspolitiek van Zuid-Afrika dient op te stellen en welke middelen moeten worden aangewend om het politiek systeem van dat land meer in over eenstemming te brengen met de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. Het staat vast dat deze kwestie de voortdu rende aandacht van regering en Staten-Generaal heeft, ook al heeft dat niet of nog niet geleid tot de door de indieners beoogde olieboycot. Het staat ook vast dat het iedereen, elke particulier en elke organisatie, vrij staat zich tot regering en Staten-Generaal te wenden met opvattingen daar over. De vraag waar het evenwel in de gemeenteraad om gaat, is of een overheidsorgaan als het gemeen tebestuur, in casu de gemeenteraad van Breda, zich met suggesties hoort te richten tot een ander overheidsorgaan, de regering, over een zaak die niet tot de bevoegdheid van de gemeenteraad be hoort en die de gemeente als zodanig ook niet raakt De V.V.D-fractie is van opvatting dat over heidsorganen zich hebben te bewegen binnen de grenzen van hun wettelijke competentie. Ingevolge artikel 153 van de Grondwet is aan de raad de re geling en het bestuur van de gemeentelijk huishou ding opgedragen en daarom is de taak van de gemeen teraad naar onze mening beperkt tot de gemeente lijke huishouding, inclusief de behartiging van de belangen van de burgerij binnen de grenzen van de gemeente. De raad mag, of liever moet zich tot de hogere overheid wenden als het belang van de ge meente of van de burgers van de gemeente dat eist. Naar onze mening geldt dat ook in zaken die ter competentie van een ander overheidsorgaan zijn, maar alleen dan als gemeentelijke belangen in het geding zijn. Van dat laatste is in dit geval in

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1980 | | pagina 1076