22 MEI 1980
1088
uitspraak over zou moeten doen, dan zal ik die dis
cussie graag aangaan. Van mijn kant zal daartegen
geen enkel bezwaar worden gemaakt. Ik ben het zo
als gezegd met de V.V.D. eens dat het niet tot de
competentie van de gemeenteraad behoort ten opzich
te van de Staten-Generaal een dubbelfunctie te
gaan vervullen. Dat is zeker niet het geval.
De heer Taks heeft voorts betoogd dat een
uitspraak over de Zuidafrikaanse problematiek een
precedent zou scheppen. Ik meen echter aan het
begin van de discussie heb ik kort aangestipt en
de heer Oomen is er veel uitvoeriger op ingegaan
dat het zeker niet voor de eerste keer zou zijn
dat de gemeenteraad van Breda aandacht besteedt
aan bovengemeentelijke aangelegenheden, aan de
mensenrechten en wat daarmee samenhangt. Zeker in
dit geval lijkt het mij uiterst belangrijk dat er
ook druk vanuit Breda komt en dat de materie nog
eens extra onder de aandacht van de regering wordt
gebracht. Er zullen immers wellicht binnenkort be
sluiten over worden genomen.
De heer TAKS: Er is natuurlijk wèl sprake van
een precedent. De gemeenteraad van Breda heeft
zich nooit uitgesproken over het binnenlands be
leid van een vreemde mogendheid, noch over het bui
tenlands beleid van de Nederlandse regering. Er is
wel degelijk sprake van een precedent en dat pre
cedent willen wij niet scheppen.
De heer GARRITSEN: Voor u is het dan een pre
cedent; ik denk, nogmaals, dat het niet juist is
dat u over een precedent praat. Er is sprake van
een precedent wanneer we kijken naar het onderwerp
dat aan de orde is, op zich. Er is echter geen
sprake van een precedent wanneer het erom gaat dat
we ons met bovengemeentelijke aangelegenheden be
zighouden. Die bovengemeentelijke aangelegenheden
zijn op een bepaald moment zó urgent, dat je dat
inderdaad gaat doen. Ook ten aanzien van het Man-
daka-initiatiefdat is voortgekomen uit andere