1099 22 MEI 1980 in de contacten met randgemeenten zoals Oosterhout en Nieuw-GinnekenVoorts heeft de ontwikkeling van het industriegebied Moleneind-oost onze be langstelling. Kan het college ons informeren over de situatie ten aanzien van dat gebied? In 1976 merkte het college op dat rekening moest worden gehouden met een verandering van de werkgelegenheid in de industriële sector en dat een verschuiving zou plaatsvinden in de richting van de zogenaamde tertiaire werkgelegenheid. Dit was een juiste opmerking, te meer daar het hier om een ontwikkeling op nationaal niveau gaat, maar het verheugt ons dat in Breda volgens onze infor matie in 1979 toch nog ongeveer 600 nieuwe arbeids plaatsen zijn gecreëerd door middel van uitbrei ding en verplaatsing van bedrijven e.d. Uit een enquête is gebleken dat bedrijven die aan uitbreiding toe zijn alleen dan willen uit breiden als ze zich in Breda, of direct tegen Bre da aan, kunnen vestigen. Dit accentueert nog eens te meer de noodzaak van industriegebied voor Breda. Enkele vragen. Hoe is de situatie ten aanzien van de invulling van open terreinen in de buiten wijken en de binnenstad van Breda? Hoe staat het met de ontwikkeling van het terrein aan de Dr. Ba- tenburglaan, de voormalige draf- en renbaan die bestemd is voor kantoorbouw? Overigens zijn de conclusies op bladzijde 13 van het voorstel wat de woordkeus betreft naar onze mening nogal "zacht". Het aantrekken van werkgelegenheid is een keihar de noodzaak, een keihard zaken doen. Ik hoop dat het college erin zal slagen het tot nu toe gevoer de beleid nog meer gestalte te geven. Onze fractie zal het college daarbij graag steunen. De heer NEEB: De heer Veelenturf is op enkele inhoudelijke punten al ingegaan. Het is op dit gebied in de commissie economische zaken welhaast regel dat er politiek gezien weinig verschillen zijn. Ik zal dan ook niet herhalen wat de heer Veelenturf al heeft gezegd, maar enkele andere

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1980 | | pagina 1099