1105
22 MEI 1980
uitvoerige adviezen van de stedelijke raad voor
de werkgelegenheid zijn binnengekomen.
Over het overleg ter zake van de relatie
Oosterhout/Breda is naar ik meen een vraag door
de heer Veelenturf gesteld. Ook wij zouden graag
van het college willen horen hoe op dit ogenblik
de stand van zaken is.
Wethouder SANDBERG: Allereerst een algemene
opmerking naar aanleiding van de drie betogen die
zojuist zijn gehouden. De nota is inderdaad een mo
mentopname na een reeks van jaren. Aan de andere
kant is het, vanuit die momentopname, ook weer een
nota op wat langere termijn. Het is daarbij duide
lijk de bedoeling dat de effectuering zich over
een reeks van jaren tot ongeveer 1987 uitstrekt,
waarmee ik overigens niet wil zeggen dat er tot
1987 geen nieuwe nota moet komen. Als gevolg van
diverse invloeden van buitenaf zal waarschijnlijk
wel eerder een bijstelling nodig zijn. Naar mijn
mening zal in de W.A.R.in de commissie economi
sche zaken en wellicht ook in deze raad periodiek
een gedachtenwisseling moeten plaatsvinden over de
concretisering en de effectuering van de in de
nota neergelegde beleidsvoornemens.
Wanneer de heer Veelenturf constateert dat
er binnen de gemeentegrenzen geen mogelijkheden
meer zijn, kan ik het daarmee alleen maar van har
te eens zijn, want de nota leidt tot geen andere
conclusie. De heer Veelenturf informeert in dit
verband naar de stand van zaken met betrekking
tot de motie van de heer inmiddels mijn colle
ga Van Banning. Ik moet constateren dat de mo
tie tot op dit ogenblik nog geen concrete resul
taten heeft gehad, althans niet in zoverre dat er
directe voortgang in bijvoorbeeld de stellingname
van de gemeenteraad van Oosterhout zou zijn. Wèl
zijn er gesprekken met de bestuurders van de ge
meente Oosterhout gevoerd, terwijl er ook overleg
in BODEM-verband is gepleegd en besprekingen met
gedeputeerde staten zijn gevoerd. Wij hebben de