1111
22 MEI 1980
voorwaarden is, maar in ieder geval is het een
feitelijke constatering dat de leegstand in kanto
ren in Breda op dit ogenblik zelfs bedenkelijk on
der de norm ligt die in verband met de acquisitie
aanvaardbaar wordt geacht. Overal in de Randstad
Holland, maar ook ver daarbuiten, hoor je de stel
ling verkondigen dat voor een goede acquisitie op
de kantorenmarkt van essentieel belang voor on
ze werkgelegenheid een leegstand van 3 a 4% no
dig is. Een zekere frictieleegstand is een gegeven
en daarbij moet je dan aan acquisitie kunnen doen.
Breda zit ver onder het landelijk gemiddelde en
ik hoop dan ook dat de raad zich er niet voor uit
spreekt dat de kantorensector in elkaar wordt ge
drukt. Naast de impulsen voor de industriële sec
tor heeft mijns inziens de kantorensector dringend
impulsen nodig.
Vervolgens iets over de relatie tussen werk
gelegenheid en woningen. Het door de heer Dreef
genoemde gegeven, dat hij op zichzelf juist aan
haalt, is afkomstig uit een rapport dat al weer
enige tijd geleden is ontstaan. Inmiddels is er in
Breda natuurlijk wel het een en ander veranderd.
In het kader van de groeistadstatus valt hopelijk
een behoorlijk aanbod op de woningmarkt te ver
wachten en ik denk dat de relatie tussen werkgele
genheid en ter beschikking komende woningen zich
op den duur duidelijk zal verbeteren.
Met betrekking tot het sociaal statuut wacht
ik af hoe de discussie in de B.O.C. zich gaat ont
wikkelen. Al eerder heb ik gezegd dat ik een soci
aal statuut voor één stad op zichzelf niet wense
lijk acht. Wanneer zich echter op landelijk of
provinciaal niveau bepaalde ontwikkelingen voor
doen, zullen uiteraard de standpunten moeten wor
den herijkt.
De BODEM-structuurVoor zover ik op dit
ogenblik waarneem wat het BODEM-overleg kan doen,
vind ik dat de structuur toereikend is en dat er
mee valt te werken. Dit neemt niet weg dat het
denkbaar is dat de BODEM-structuur het karakter