Ill
24 JANUARI 1980
rijksbijdragen zouden moeten worden besteed. Het
particulier initiatief zal op dat ogenblik zijn
werk politiek naar de gekozen gemeenteraad moeten
vertalen. Ik ben erg blij dat we op dit ogenblik
daarmee alvast een begin maken en een voorproef
nemen. Het is in dit verband dat het college heeft
gemeend uitdrukkelijk aan het beleidsplan te moe
ten vasthouden, terwijl het tegelijkertijd de
groep die nu actief bezig is, de garantie wil ge
ven door te kunnen werken en straks.
De heer KOERTSHUIS: Voor goed begrip: wij
zijn niet tegen het opstellen van een beleidsplan.
Wij hebben alleen gezegd dat het beleidsplan
straks geen reden mag vormen om een bestaand in
stituut al dan niet verder te subsidiëren. In dat
verband denken wij verschillend over de functie
van een beleidsplan.
Wethouder mevrouw PAULUSSEN: Dat constateren
we dan met elkaar. In de toekomst zullen we daar
over nog steeds van mening blijken te verschillen,
of zullen we elkaar misschien kunnen overtuigen.
Dat de wijk- en buurtgerichte aanpak in het
beleidsplan aan de orde zal komen, vloeit voort
uit de afspraken die we in het programakkoord heb
ben gemaakt: volgens dat akkoord moet ernaar wor
den gestreefd de voorzieningen zo dicht mogelijk
bij de burgers te brengen. In het contact met het
M.A.I.C. en het I.M.W. is overigens van meet af
aan aandacht voor een dergelijke aanpak gevraagd.
Toen het huidige college pas was aangetreden,
heeft men mij van de zijde van M.A.I.C, en I.M.W.
kenbaar gemaakt dat men in de toekomst over de
wijk- en buurtgerichte aanpak, die bij het I.M.W.
uitdrukkelijk in de activiteiten was opgenomenf
verder wilde praten en denken. Dat aan deze aanpak
veel belang wordt gehecht, komt dus niet alleen
van de kant van het college of de raad: dit is ook
door M.A.I.C. en I.M.W. zelf naar voren gebracht.
Tot slot moet ik zeggen het erg te betreuren
dat de heer Koertshuis volhardt in zijn visie op