24 JANUARI 1980 114 een passage in het voorstel waarin wordt opgemerkt dat het overleg nog niet in een gezamenlijk stand punt heeft geresulteerd. Ik hoop mèt de heer Hen drik sen dat we nog verder aan de totstandkoming van overeenstemming kunnen werken. De heer Hendrik- sen heeft voorts gezegd het gunstig te vinden dat de gemeenteraad bij de gang van zaken zal worden betrokken; ik ben daar al op ingegaan. Op de op merkingen van de heer Hendriksen aan het adres van de heer Koertshuis hoef ik naar ik meen niet te reageren Op het betoog van de heer Garritsen ben ik reeds gedeeltelijk ingegaan toen ik zei dat het inderdaad goed zou zijn geweest als we eerder tot overeenstemming hadden kunnen komen. Daarop wil ik nu niet verder doorgaan; ik denk dat het erg belangrijk is als we op dit ogenblik het voorge stelde besluit gezamenlijk zouden kunnen nemen. Overigens wil ik, mede naar aanleiding van opmer kingen van de heer Koertshuis in ander verband, nog een uitdrukkelijke toezegging doen. Met het I.M.W. is afgesproken dat aan het vrij besteedbare vermogen, ontstaan uit overheidssubsidies en ge meenschapsgelden, na overleg met het college een besteding zal worden gegeven. Wij zullen het I.MrW. aan die afspraak houden en we zullen met het I.M.W. op rustiger momenten overleggen hoe we te werk zullen gaan. Ik dank u. De VOORZITTER: Dames en heren. Ik wijs erop dat er vrij ruim is geïnterrumpeerd, terwijl u bovendien vrij algemeen van instemming met het voorstel blijk hebt gegeven. Aangezien u voorts zoals gebleken is voornemens bent bij nogal wat gelegenheden in de toekomst op deze kwestie terug te komen, zou ik u willen voorstellen thans het voorstel van burgemeester en wethouders te aan vaarden. Mevrouw SAELMAN-BOELENIs het mogelijk het voorstel nog even aan te houden tot na de pauze, zodat wij ons nog even kunnen verstaan met de

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1980 | | pagina 114