1152 19 JUNI 1980 heeft het gemeentebestuur het rijk verzocht de pre mie bij te stellen, maar dit heeft niet mogen ba ten. Onze gemeente kampt al jaren met het probleem dat haar begroting sluitend moet worden en om dat te bereiken dienen enkele belastingen te worden verhoogd, kunnen bepaalde plannen niet worden uit gevoerd en zullen we met ons allen zuiniger aan moeten doen. Hoe zouden we het bedrag van 400.000,kunnen opbrengen en dit in de vol gende jaren kunnen volhouden? Wie denkt dat dit kan worden betaald uit het budgetegalisatiefonds van de dienst openbare werken, neemt onverantwoor delijke en onbekende risico's. Als men al het geld ergens vandaan zou kunnen halen, is het nog maar zeer de vraag of men het dan wel juist voor dit doel zou moeten besteden. Een ander argument is dat wij van mening zijn dat het geven van een zelfde bedrag aan iedereen niet billijk is. Men wil tegemoetkomen in kosten die de bewoners hebben gemaakt. Deze kosten echter zijn per gezin of woonsituatie verschillend. Dege ne die van een minimumloon moet rondkomen en dege ne die enige verdienende kinderen in huis heeft, verkeren toch wel in twee zeer verschillende situ aties. Wij hebben ernstig bezwaar tegen die "een heidsworst" en we zijn van mening dat men veel be ter zou moeten kijken naar iedere afzonderlijke situatie. Mocht dan blijken dat er situaties zijn waarbij iemand echt vanwege de verhuizing in finan ciële nood komt, dan kunnen en mogen wij zo iemand niet laten creperen. In dat geval zal de gemeen schap voor het betrokken individu moeten bijsprin gen, omdat "Den Haag" te ver is om daar aan te kloppen. Ik meen dat in zo'n individuele situatie de wethouder van maatschappelijke dienstverlening moet bezien welke mogelijkheden zij heeft om de helpende hand te bieden. Haar kennende neem ik aan dat zij zeker mogelijkheden zal zien. Ik besef dat de betrokkenen graag een ander antwoord hadden gekregen. Toch hopen wij dat onze bedoeling duidelijk is: geen extra belasting van de

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1980 | | pagina 1152