19 JUNI 1980 1155 mensen moeilijk en is van mening dat er hier spra ke is van een stukje compensatie voor allerlei dingen die worden genoemd. Zij heeft ook gezegd dat misschien de bezuinigingen een spaak in het wiel zouden kunnen steken en dat men het geheel nog eens zou bekijken. In de eindconclusie die de heer Eissens heeft getrokken, blijkt die spaak in het wiel niet meer boven water te zijn. Men heeft nu een achterdeur tje gezocht en betoogd, dat de wethouder van soci ale zaken maar voor het oplossen van noodsituaties moet zorgen. Wij vinden dat men zich er op die ma nier een beetje van afmaakt. Deze discussie hoort naar onze mening eigenlijk niet in deze vergade ring thuis en zou ook niet met de bezuinigingen in verband moeten worden gebracht. De kwestie van de herinrichtingspremie is immers al zeer lang aan de orde. Aanvankelijk gingen wij ervan uit dat het re delijk zou zijn 1.000,extra, dus 4.000, beschikbaar te stellen, maar gezien de opvattingen van de V.V.D. en het C.D.A. meenden wij wat water in de wijn te moeten doen. Als we dan collegiaal met elkaar omgaan, moet men daar ook naar kijken. V.V.D. en C.D.A. zijn daartoe blijkbaar niet be reid, wat wij betreuren. De motie zal dan wel in stemming moeten komen; wij zien in deze situatie geen andere weg. De heer GARRITSENDe argumenten van de meer derheid van het college zijn voor mij niet zo over tuigend. In tweede termijn mijns inziens heeft ook de raad daar recht op zou ik overigens graag méér willen vernemen dan dat twee leden van het college een minderheidsstandpunt innemen, na melijk de argumentatie op grond waarvan naar hun mening de 3.500,in ieder geval zou moeten worden gehonoreerd. Ik vind dat men bij zo'n be langrijke kwestie niet kan volstaan met de vermel ding dat twee leden van het college het met de strekking van de motie eens zijn. Een argument van de meerderheid van het

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1980 | | pagina 1155