19 JUNI 1980 1159 van onze kant inhoudelijk weinig aan het betoog in eerste instantie toe te voegen is. Verschil van mening bestaat wellicht over huizen die moeten worden opgeknapt en aantallen die we niet halen. Ik wijs er voor alle zekerheid op dat de motie niet alleen tot consequentie zal hebben dat de verhuiskosten bij renovatie moeten worden afge dekt. Ongetwijfeld zullen ook de drie andere "po ten" van de regeling aan de orde komen, namelijk de huisvesting van bejaarden, de huisvesting van gehandicapten en de krotontruiming. Die onderde len zijn op dezelfde leest geschoeid en op die manier kom je inderdaad tot een bedrag van maxi maal 400.000,per jaar. Welnu, dat is voor de meerderheid van het college, hoe sympathiek de motie ook is, weliswaar niet onaanvaardbaar, maar in ieder geval wel onhaalbaar. Wij zien geen moge lijkheden om de motie uit te voeren. De heer Garritsen heeft gevraagd naar de ar gumentatie van de twee leden die ter zake een af wijkende mening hebben. Ik meen dat we geen argu menten hoeven te herhalen; de twee eerder met name vermelde leden van ons college voegen zich qua ar gumentatie volstrekt bij de toelichting die van de zijde van de P.v.d.A. is gegeven bij het indienen van de motie bij de begrotingsbehandeling in maart. Het heeft geen zin die toelichting nu te herhalen. Deze beide leden van het college zien bij de dek king problemen, maar zij denken dat er mogelijkhe den zijn om die problemen op te lossen. Een en an der komt neer op een zekere prioriteitenstelling op voorhand die deze twee collegeleden zich eigen maken. We hebben dat te respecteren. Ik moge collega Paulussen vragen of zij zich op bepaalde momenten in deze discussie aangespro ken heeft gevoeld. Wethouder PAULUSSEN: Oorspronkelijk was ik niet van plan het woord te voeren, maar ik wil nu toch wel even iets zeggen. Ik voel mij enerzijds aangesproken door de fractievoorzitter van het

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1980 | | pagina 1159