24 JANUARI 1980
118
met het inwonertal van Breda hoger ligt dan voor
een kleinere gemeente.
Het amendement van mevrouw Muntjewerff heeft
betrekking op bezwaren tegen de begroting van de
gezondheidsdienst. Ik heb al als onze mening te
kennen gegeven dat het hier om een taakuitbreiding
gaat waaraan vanuit Bredaas oogpunt misschien geen
behoefte bestaan, maar waaraan wèl behoefte kan
bestaan bij de andere gemeenten. Breda moet onzes
inziens, als die behoefte bij anderen wèl bestaat,
bereid zijn loyaal zijn medewerking te verlenen.
Ik denk dat mevrouw Muntjewerff vooral als lid van
de bestuurscommissie voor de gezondheidsdienst
heeft gesproken en dat de Bredase afgevaardigden
in de gewestraad er weinig behoefte aan zullen
hebben bij de behandeling van de begroting in de
gewestraad tegen de desbetreffende posten te stem
men. Vanuit Bredaas oogpunt is het logisch dat de
bezwaren worden gemaakt; aan de andere kant lijkt
het ons, nu dit amendement ter tafel ligt, juist
het amendement, met de strekking waarvan wij het
eens zijn, te steunen.
Wethouder WELSCHENIk zal proberen de vragen
zo goed mogelijk te beantwoorden. Mevrouw Saelman
heeft gevraagd welke kans van slagen er is voor de
bezwaren die wij op dit ogenblik tegen de begro
ting maken. Ik denk dat dit in de sfeer van koffie
dik kijken ligt. Wèl is inmiddels bekend dat de
bezwaren in diverse reacties zich toespitsen op
een aantal posten. Of dat uiteindelijk in de stads-
gewestraad zal leiden tot het amenderen van de be
groting op die punten, is een vraag waarover ik op
dit ogenblik eigenlijk niets kan zeggen. Overigens
wijs ik erop dat wanneer de begroting straks in de
gewestraad wordt aangenomen, wij "eraan gebakken
zijn". Er zijn procedures denkbaar om de bezwaren
verder door te voeren, maar normaal gesproken is
het zo dat je als deelnemer aan een gemeenschappe
lijke regeling vast zit aan afspraken die in het
orgaan van zo'n regeling worden gemaakt.