19 JUNI 1980
1209
Er is door de heer Crul gezegd dat er geen
zicht is op de bestemming die aan de extra verho
ging van 1,7 zal worden gegeven; ook andere spre
kers hebben het daarover gehad. In ons voorstel
hebben wij aangekondigd een aanduiding te zullen
geven van hetgeen tegenover de 1,7 %-verhoging zou
kunnen staan. Het is dan aan de raad om te beoor
delen of hij dat wenst te accepteren, te wijzigen
of af te wijzen. Op dat ogenblik zal er inderdaad
een afwegingsproces kunnen worden doorlopen.
De P.v.d.A. stelt prioriteiten. De sterkste
schouders moeten de zwaarste lasten dragen. Ik
vind het juist dat er prioriteiten worden gesteld.
Het principe dat de zwaarste lasten op de sterkste
schouders moeten drukken, wil ik graag onderschrij
ven, maar als de heer Crul meent dat we daarvoor
de onroerend-goedbelasting zouden moeten gebruiken
zou ik hem toch wel tot de grootste voorzichtig
heid willen manen. Ik vind dat gebruikmaking van
de onroerend-goedbelasting daarvoor niet de geëi
gende weg is. Het draagkrachtprincipe moet tot
zijn recht komen in het totale belastingstelsel,
iets wat het college al eerder eens aan de leden
van de commissie financiën heeft doen weten. De
aard van de rijksbelastingen is zodanig, dat in
hoge mate rekening kan worden gehouden met de per
soonlijke omstandigheden van de belastingplichti
ge. De loon- en de inkomstenbelasting vormen daar
van sprekende voorbeelden. De gemeente en dat
is een historisch gegeven -- houdt zich bezig met
de heffing van zakelijke belastingen, belastingen
bij de heffing waarvan met de persoonlijke omstan
digheden van de contribuabelen geen rekening wordt
gehouden. Ik acht dat ook juister, want bij de in
voering van een belastingvrije voet in de onroe
rend-goedbelasting, zoals wel wordt bepleit, zou
den we de zwaarste lasten wel eens juist bij dege
nen kunnen leggen waar ze niet thuishoren.
Een voorbeeld. Hoeveel gezinnen zijn er niet,
vooral jonge gezinnen, die noodgedwongen in duur
dere woningen zitten doordat de woningproblematiek