19 JUNI 1980 1225 artikel 12-gemeente verzeild geraken, want dan zijn we min of meer aan handen en voeten gebonden. Ik geloof dat dat een situatie is die we tot iede re prijs zouden moeten zien te voorkomen. De heer Garritsen heeft gesproken over het beginsel dat er geen ontslagen als gevolg van de bezuinigingen zouden moeten vallen. Het ligt in derdaad in de bedoeling dat dat niet zal gebeuren. Daarnaast heeft de heer Garritsen gezegd dat er geen tariefverhogingen mogen worden toegepast; hij zal tot nu toe wel hebben bemerkt dat ik in dat op zicht zijn opvatting niet kan delen. Wat het uit stellen van de begrotingsbehandeling betreft: de heer Garritsen kent het standpunt dat het college en zeker de meerderheid van het college daarover heeft. Wij zouden zeker niet tot uitstel van de begrotingsbehandeling tot het komende jaar willen komen. Ik wil mijn betoog afsluiten met enkele op merkingen over de ingediende motie, waartegen ik wel enige bezwaren heb. Als het de bedoeling is geweest in punt 7 van de motie een samenvatting van het programakkoord te geven, dan is punt 7 voor mij eigenlijk overbodig, omdat ook wij het programakkoord als uitgangspunt hebben genomen. Afgezien daarvan worden in de motie het college enkele dingen in overweging gegeven, in verband waarmee ik er op bepaalde formele gronden al be zwaar tegen heb met de motie mee te gaan. Ik denk met name aan het voorstel om de voorstellen van het college thans voor kennisgeving aan te nemen, hetgeen mij ongewenst lijkt. Ik zie dit persoon lijk als strijdig met het reglement van orde en met name met artikel 42 van dat reglement. Volgens dit artikel dient de raad de ruimte voor de ver schillende budgetten vast te stellen. Dit betekent dat de raad de budgetverdeling moet vaststellen en er niet mee kan volstaan deze voor kennisgeving aan te nemen Met betrekking tot de onroerend-goedbelasting heb ik in de loop van de discussie mijn bezwaren

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1980 | | pagina 1225