1297 23 JUNI 1980 stadsvernieuwingsbeleid. Onze fractie stelt zich dan ook positief op tegenover dit voorstel om in de Spoorbuurt-West te komen tot de aanstelling van een opbouwwerker Toch ben ik van mening dat bij het onderhavi ge voorstel enige kanttekeningen dienen te worden geplaatst. In de eerste plaats stelt uw college dat door het ontbreken van een opbouwwerker het stadsvernieuwingsproces ernstig wordt gehinderd. Deze constatering kunnen wij onderschrijven, maar zij komt wel aan de late kant, want op 11 juni 1979 is in deze raad uitgesproken dat de inzet van het opbouwwerk voor de gehele binnenstad zal moe ten gelden. Het feit dat tot 1 februari 1980 een opbouwwerker als stagiair werkzaam is geweest, doet mijns inziens niets af aan het gegeven dat het opbouwwerk in deze buurt onvoldoende was ge garandeerd. Er zijn pas oplossingen voorgesteld nadat door zowel de bewoners als door de werk groep-sociaal plan als door de directeur van open bare werken het ontbreken van opbouwwerk als een ernstig probleem werd gesignaleerd. Vervolgens blijkt uit uw voorstel dat de Stichting Buurt- en Wijkopbouwwerk er niet toe in staat is met de huidige bezetting van tien full time opbouwwerkers en twee part-timers in te spe len op dit acute probleem. Weliswaar is het con cept-beleidsplan dat tijdens de commissievergade ring werd uitgereikt zodanig geformuleerd dat hieruit nog geen beleidspunten zijn af te leiden, toch neem ik aan dat de wethouder ervan overtuigd is -- zij heeft dit in de commissievergadering verklaard en ook in het voorstel is dat aangege ven dat de stichting inderdaad niet tot her schikking op korte termijn in staat is, want an ders zou het onderhavige voorstel niet ter tafel zijn gekomen. In dit verband meen ik erop te moeten wijzen dat in het concept-plan van de Stichting Buurt en Wijkopbouwwerk onder meer als knelpunten ten aanzien van het bestuurlijk functioneren worden

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1980 | | pagina 1297