23 JUNI 1980
1318
maatschappij, laten we eerlijk zijn heeft nu
het een en ander op een rijtje gezet en u bent met
een voorstel gekomen. U wilt niet alles tegelijk
gaan uitvoeren en ik vind dat realistisch. De heer
Oomen vindt dat alles wat in het rapport is neer
gelegd maar meteen zou moeten gebeuren, maar dat
kan natuurlijk niet, en eerlijk gezegd is het ook
politiek gezien niet helemaal netjes. Het bestuur
heeft de zaak op een rij gezet en wij kunnen ons
daarin vinden, zodat wij niet akkoord kunnen gaan
met de motie van de heer Oomen, want daarin wordt
gesteld dat we de beleidsvoornemens niet moeten
onderschrijven. Wij stellen ons achter de beleids
voornemens zoals die zijn verwoord en wij hopen
dat successievelijk het bestuur van het museum
datgene kan bereiken wat ons allemaal voor ogrn
staat, namelijk een levend en open museum.
In de richting van de heer Oomen wil ik nog
opmerken dat het niet netjes is ten aanzien van
het museum met procenten te gaan werken. 4% van
het bedrag kan beschikbaar worden gesteld voor de
educatieve taak, want de rest is nodig voor huis
vesting en personeelskosten; er is gewoon niet
meer om te besteden. Als je wilt dat er een veel
groter bedrag aan andere activiteiten wordt be
steed, moet je ook uitspreken dat je veel meer
geld voor het museum over hebt; zoals het nu wordt
gebracht vind ik het niet correct.
De heer GARRITSENIk neem aan dat dit voor
stel is opgesteld tegen de achtergrond van de nota
Licht op groen, hoewel die nog niet in de commis
sie is behandeld. De wensen die daarin zijn neer
gelegd zijn gebaseerd op een rapport dat is opge
steld door de directeuren van de instellingen in
Breda op cultureel terrein. Ik meen dat de eisen
die voor een periode van tien jaar naar voren
zijn gebracht een bedrag van 40 miljoen betref
fen en bij een begrotingsbehandeling heb ik al
eens gezegd dat dit totaal niet haalbaar is. Mijns
inziens is het nogal moeilijk om tegen die