23 JUNI 1980 1334 De heer DE BROUWER: Als je dit voorstel gaat behandelen, krijg je wel het gevoel dat je op eieren gaat lopen.' Dit voorstel is aan ons voorgelegd, te trace ren naar een niet eenduidig te omschrijven gevoel van onbehagen met betrekking tot de organisatie van het vervoerbedrijf en het functioneren van personen daarin. Er is een variant C ontwikkeld en ik moet u zeggen dat onze fractie de invoering van deze variant als een experiment beschouwt. Ik weet niet of de wethouder daar ook zo over denkt, maar het lijkt me haast wel. Ik meen namelijk dat er een aantal psychologische en fysieke bezwaren is verbonden aan het plaatsen van huisvuil, vooraan op het trottoir. Niet iedereen is ervan gediend om zijn rommel buiten op straat te zetten, men 1 sopt er liever niet mee te koop, en daarbij komt dat het voor sommigen fysiek onmogelijk is alles aan de straatkant te plaatsen. De wethouder zal er wellicht op wijzen dat die nadelen voor 5,- wor den verholpen, maar ik ben toch wel benieuwd hoe dit in de praktijk zal gaan werken; vandaar dat wij dit zien als een experiment. Bij dit alles is één aspect onderbelicht ge bleven. In de nota heet het dat de straatvervui ling bij variant C aanzienlijk zal toenemen door uitzoeken, door de wind, door de jeugd, door slor dige verpakking etcetera. In het aanvullende rap port wordt op bladzijde 52 gezegd dat deze straat vervuiling als een vervelend punt moet worden be schouwd. Een en ander lijkt mij met elkaar in te genspraak, en mijns inziens is het een reden te over om deze methode van huisvuilinzameling als een experiment te zien. Graag hoor ik daarover de mening van de wethouder. De heer GARRITSEN: Het voorstel betreft in wezen de uitvoering van de motie, die is ingediend in de vergadering van de raad in augustus 197°. De heer VAN DEN WIJNGAARD: De motie werd

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1980 | | pagina 1334