1390
18 AUGUSTUS 1980
vormen voor het in gevaar brengen van derden als
ook het veroorzaken van hevige schrikreacties bij
hen.
Na verzet van de voorzitter en een heftige reactie
van de hoofdcommissaris verklaarden commissieleden
dat deze aangelegenheid de commissie openbare orde
niet aanging. Wij zien ons daarom genoodzaakt de
volgende vraag aan U voor te leggen: is Uw college
bereid aandacht aan deze problematiek te besteden
en zo ja, welke commissie regardeert deze?
ANTWOORD
Uw vraag van 4 juni 1980 over het optreden van de
politie op 24 mei j.l. in het voetgangersdomein
geeft mijmede namens het college van burgemees
ter en wethouders - als hoofd van de politie -
aanleiding U het navolgende te antwoorden.
De tragische gebeurtenis, die plaatsvond, kan ge
lukkig een incidenteel voorval worden genoemd.
Er is geen enkele aanleiding te veronderstellen,
dat de politie in de binnenstad regelmatig op de
ze wijze zal moeten optreden. In noodgevallen kan
dat uiteraard nodig zijn.
Er kan dan ook naar mijn opvatting niet gesproken
worden van een algemene problematiek.
Behandeling in enige commissie is daarom onjuist
en onnodig. Er is ook geen behoefte aan advisering
in deze aangelegenheid.
Indien U meent, dat het onderhavige politie-optre-
den reden geeft de burgemeester ter verantwoording
te roepen, dan kan dit uiteraard met toepassing
van artikel 129 gemeentewet en artikel 22 van het
Reglement van Orde