141
24 JANUARI 1980
Nederland nog steeds voor de passieve recreatie
grote positieve elementen hebben, maar waarin zich
daarnaast een groeiend aantal bijverschijnselen
voordoet dat door een aantal mensen eigenlijk
door iedereen uiterst negatief wordt benaderd.
Daar komt dan nog bij dat inmiddels de waarde voor
de passieve recreatie toch niet zódanig is, dat
het geheel erg exploitabel blijkt te zijn. Je
wordt dan voor de vraag gesteld, wat je voor het
betaald voetbal over hebt. De meeste sprekers heb
ben daar op de een of andere manier aandacht aan
geschonken. Je kunt er lang en je kunt er kort
over praten, maar ik denk dat er op dit ogenblik
maar één antwoord te geven is, namelijk: dat is
nog niet te bepalen. Straks kom ik hier nog even
op terug
Ik houd nog steeds staande ik heb het in
het college, in de commissie en in de raad gezegd
dat de waarde van N.A.C. voor de passieve re
creatie in Breda duidelijk is. Er is een groot
aantal bezoekers dat direct van N.A.C. gebruik
maakt en ik ben het met de heer Garritsen eens
dat daaronder een groep mensen is die heel weinig
gebruik maakt van het Brabants Orkest, van de
stadsschouwburg en van allerlei andere welzijns
voorzieningen, maar die nu toevallig een keuze
voor déze voorziening doet. Ik denk dat daar een
heel duidelijk positief element in zit. Als zo'n
groep, met name vaak bestaande uit lager betaal
den, vindt dat N.A.C. in de stad iets belangrijks
is, dan moet je wel drie of vier keer achter je
oor krabben voordat je bij zo'n voorziening fail
lissementen of iets dergelijks op je laat afkomen,
een ontwikkeling waarop de voorstellen van sommi
ge sprekers in feite wèl neerkomen.
Indirect is de waarde van N.A.C. natuurlijk
ook wel groot. De gedachte dat een dergelijke
voetbalclub de image van een stad zou verbeteren,,
spreekt mij absoluut niet aan. Ik wijs er echter
op dat N.A.C. als gespreksonderwerp in veel be
drijven we beschikken te dien aanzien over