1422
18 AUGUSTUS 1980
worden gemaakt wat er in een bepaald bestemmings
plan wordt geregeld en welke zaken daar buiten
vallen. Dat lijkt ons van groot belang.
De tweede aantekening betreft de kwestie
Hoechst. Een en andermaal is door ons verklaard
dat het ons niet zozeer gaat om de planschade die
Hoechst mogelijk zal lijden, maar met name om het
feit dat keer op keer niet wordt gesproken over
aantasting van het woongenot van toekomstige be
woners in die gebieden. Het college gaat daaraan
steeds weer voorbij en daaraan wordt geen regel
gewijd. Dat valt ons op zijn zachtst gezegd tegen.
De heer TEN WOLDE: Het was erg interessant
om naar de inleiding van de heer Van de Steenoven
te luisteren. Hij heeft al een aardige voorzet ge
geven ten aanzien van de behandeling van de nota
volkshuisvesting, door te stellen dat de reali
teitswaarde van het woningmarktonderzoek discuta
bel is. Ik neem aan dat daarover nog wel meer zal
worden gezegd op het moment waarop in de raad die
nota aan de orde wordt gesteld.
Steeds als er deel-bestemmingsplannen op het
structuurplan worden gebaseerd, worden er opmer
kingen gemaakt over de woningbouwverdeling. Zo
juist wees ik er al op dat de heer Van de Steen
oven heeft gesteld dat een woningmarktonderzoek
weinig realiteitswaarde heeft. Ik begrijp dan
niet
De heer VAN DE STEENOVEN: Ik heb niet gezegd
dat het woningmarktonderzoek weinig realiteits
waarde heeft, maar ik heb gezegd dat het discuta
bel is.
De heer TEN WOLDE: Als de heer Van de Steen
oven het discutabel vindt, kan hij daaruit naar ik
aanneem ook geen directe conclusies trekken voor
wat betreft de behoefte en de woningen die op dit
moment moeten worden gebouwd.