18 AUGUSTUS 1980 1437 De heer Van de Steenoven heeft ook gesproken over de grofmazigheid van de voorzieningen. Dat is geen oud en belegen punt, maar wel een punt waar voor hij steeds namens zijn fractie de aandacht vraagtNaar de mening van de heer Van de Steeno ven zal die grofmazigheid leiden tot meer gebruik van de auto. Dit kan inderdaad een gevolg daarvan zijn, maar in het kader van de distributieve pla nologie -- de spreiding van de kleinschalige win kelvoorzieningen is het slechts één van de ele menten waarmee men rekening moet houden, naast an dere elementen die hierbij spelen. Met betrekking tot de Haagse Beemden gold in dezen als uitgangs punt -- de heer Ten Wolde wees daarop terecht -- de levensvatbaarheid van dit soort voorzieningen op lange termijn. Ik verwijs hierbij naar hetgeen zich momenteel op het vlak van de distributieve planologie in Breda afspeelt en dan doel ik met name op de eenzame warme bakker, de té kleine win kelcentra en de té grote hoeveelheid winkelcentra met een bepaalde influentie ten aanzien van elkaar, juist doordat de afstanden tussen die centra te kort zijn. Wij zullen ons ook daarmee moeten be zighouden, ondanks het feit dat het wel en wee van de middenstand niet primair ons pakkie-an is. Bij onze ruimtelijke ordenings-opzet moeten wij uit gaan van een planning die leidt tot gezonde be drijfsvoering. Met het oog daarop hebben wij dui delijk gekozen, dit in overleg met de Kamer van Koophandel en met de rijksconsulent voor detail handel en ambachten, voor dit soort spreidingspa tronen. Inderdaad kan een negatief gevolg daarvan zijn dat het aantal autobewegingen wat wordt ver groot Een heet hangijzer, dat door de heren Van de Steenoven en Garritsen naar voren is gebracht, is de inspraak ten aanzien van de Haagse Beemden. Me de namens collega Welschen heb ik in het verleden daarover wat apodictische uitspraken gedaan en mijn laatste uitspraak houd ik nog steeds overeind. Zoals ik al meer heb vermeld zullen wij niet met

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1980 | | pagina 1437