■148 18 AUGUSTUS 1980 wenst en het was dan altijd de V.VD-fractie die daarmee veel problemen had. De V.V.D.-fractie kent de standpunten van de Partij van de Arbeid- wethouders in dezen. Ik vraag mij daarom af of de V.V.D. werkelijk behoefte heeft aan een nadere motivering van die standpunten óf dat zij met het oog op de verkiezingen tot een scherpere profile ring wil komen. De VOORZITTER: Wat de heer Ten Wolde aan de orde stelt betreft mijns inziens een algemene pro blematiek. Ik verzoek hem zich daarbij enigermate te beperken. De heer TEN WOLDE: Ik wil aan uw verzoek ge volg geven, maar ik wil nog wel het volgende zeg gen. Als bij het nemen van belangrijke beslissin gen twee van de zes wethouders een fundamenteel andere mening hebben, meen ik dat wij als raad de argumenten dienen te vernemen voor het alternatief waarnaar hun gedachten uitgaan. Ik ben van mening dat dat de duidelijkheid in de richting van de raad ten goede komt. Het past zeker niet in het model van de Partij van de Arbeid om die argumen ten niet vanuit het college aan de openbaarheid prijs te geven. Als wij straks een goed besluit ten aanzien van dit bestemmingsplan willen nemen zullen wij van de diverse argumenten op de hoogte moeten zijn. U kunt ook zeker niet stellen, mijn heer de voorzitter, dat de heer Van Dun namens het voltallige college heeft gesproken. Als u stelt dat het antwoord van de heer Van Dun het standpunt van het gehele college weergeeft wil ik daarover graag wat meer duidelijkheid. Zo de twee wethou ders die een minderheidsstandpunt innemen daarover geen verantwoording afleggen, zal ik een voorstel van orde indienen. De VOORZITTER: Het lijkt mij verstandig dat u eerst het antwoord va: ln-t college in tweede termijn afw. -ht.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1980 | | pagina 1448