18 AUGUSTUS 1980
1449
De heer GARRITSEN: Over de differentiatie ten
aanzien van de woningbouw wil ik niets meer zeggen,
want daarover is al zeer uitvoerig gesproken, zij
het dat het antwoord van de wethouder niet tot
mijn tevredenheid was. Het lijkt mij echter zinvol
ler in een wat ruimer kader op dit onderwerp terug
te komen. Op dit moment zullen voorstellen tot het
nemen van andere besluiten toch niet haalbaar zijn,
met name gelet op het feit dat de nota volkshuis
vesting ons over enige tijd zal bereiken.
Ik wil vervolgens iets zeggen over de werkge
legenheid van Hoechst. Ik vind het jammer dat het
college de vragen daarover niet heeft beantwoord,
terwijl u, mijnheer de voorzitter, daarvoor mijns
inziens wel ruimte liet. Als het college informatie
kan geven over Hoechst, met name over eventuele
uitbreidingen en opties op bepaalde terreinen,
heeft naar mijn mening de raad er recht op die ook
te vernemen. De wijze waarop dat punt door de wet
houder werd afgedaan vind ik nogal mager; eigenlijk
werden we met een kluitje in het riet gestuurd. Ik
heb geconstateerd dat tijdens het geding dat heeft
plaatsgevonden het aspect werkgelegenheid boven
tafel kwam. Herhaaldelijk hebben wij als raad over
dat onderwerp gesproken. Als het bij bedrijven tot
inkrimping kwam werden daaraan extra raadsvergade
ringen en commissievergaderingen gewijd. Nu zich
in het kader van dit bestemmingsplan een concreet
geval voordoet, dienen wij daarover volledige in
formatie te krijgen. Als het college er niet toe
in staat is op dit moment informatie te verstrek
ken kan eventueel later schriftelijke informatie
worden gegeven, terwijl het ook mogelijk zou zijn
de commissie nader op de hoogte stellen.
De VOORZITTER: Thans is het woord aan de heer
Van Dun, die namens het college zal antwoorden.
Wethouder VAN DUN: Ik wil in de eerste plaats
proberen het vuiltje met de heer Ten Wolde te was
sen. Hierbij wil ik mijn excuses maken voor mijn