18 AUGUSTUS 1980 1461 publieksfunctie moet je soms nu eenmaal accepteren in de binnenstad, maar als zij een dergelijke functie niet hebben dienen zij zo veel mogelijk in de buitenwijken te worden gepland. Ten aanzien van het kantorenterrein dat nu wordt gepland kan niet worden gesproken van een intensieve publieks functie, want wij weten nog helemaal niet wie daarvoor belangstelling zullen hebben en er zich zullen vestigen. Aan het reserveren van ruimte voor kantoren hebben wij dus niet zo'n behoefte. In dit verband wil ik, inhakend op het pread vies en de reacties op wat wij in de commissie naar voren hebben gebracht, naar voren brengen wat de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid heeft gezegd over de werkgelegenheidsproblematlek en de bedrijfsterreinen- en kantorenplanning. Dui delijk heeft deze gesteld dat in de huidige econo mische situatie meer aandacht moet worden gegeven aan de industrie. Je kunt je daarom afvragen in hoeverre de sterke gerichtheid in Breda op kanto ren wel zo juist is. Dit zal echter enigszins bui ten de orde zijn en daarom zal ik onmiddellijk van dit onderwerp afstappen. Het zal u duidelijk zijn dat naar onze mening de hoeveelheid terrein die voor kantoren is gereserveerd zal moeten worden verminderd, ten gunste van de hoeveelheid terrein voor woningbouw. Daartoe dienen wij hierbij een amendement in, waarin wij uitspreken dat het ter rein op de hoek van de Gasthuisvelden en de Felle- noordstraat, waarvoor nog geen duidelijke bestem ming is bepaald wij doelen dus niet op het ter rein dat voor het gerechtsgebouw is bestemd voor woningen dient te worden gereserveerd. Er is nog een ander punt waarover wij in de commissie uitvoerig hebben gepraat en waar wij niet uit zijn gekomen en dan bedoel ik de kwestie van de opdrachtgever. De premiehuurwoningen die zijn gepland zouden moeten worden uitgevoerd dooi de Nederlandse Stichting Aangepaste Woonvormen. Dit is echter een stichting die vraagtekens op roept. Er zijn duidelijk raakvlakken met het

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1980 | | pagina 1461