1468 18 AUGUSTUS 1980 voor de draad is gekomen en de commissie pas zeer laat van de gang van zaken op de hoogte heeft ge steld. Ik weet niet hoelang de woningbouwvereni gingen al wisten dat met die stichting overleg werd gepleegd. Los daarvan ben ik echter van oor deel dat het plegen van sociale woningbouw primair een taak voor de woningbouwverenigingen is. Als het college van mening is dat zij hun taak op dat punt niet naar behoren verstaan, zal het dat moe ten meedelen. In principe zal echter als het gaat om sociale woningbouw de voorkeur moeren worden gegeven aan de woningbouwverenigingen. Er zijn na tuurlijk veel meer stichtingen die woningen kunnen bouwen en formeel is hetgeen u voorstelt ook moge lijk, maar ik meen dat hiermee aan de woningbouw verenigingen geen recht wordt gedaan. Alle partij en in deze raad hebben uitvoerige documentatie ontvangen over deze gang van zaken en ik vind het jammer dat het C.D.A. en de V.V.D. nogal gemakke lijk over dit aspect heen lopen. Ik had verwacht dat zij het niet zonder meer zouden laten passeren. Ik wil vervolgens nog iets zeggen over de motie van de Partij van de Arbeid. Het voorstel om meer woningen te gaan bouwen lijkt mij op zich zelf een goed voorstel. Je kunt formeel natuurlijk altijd wel stellen dat je kantoren nodig hebt in het kader van je acquisitiebeleid en in verband met de werkgelegenheid, maar gezien het grote aantal woningzoekenden kunnen we het mijns inziens niet maken om kantoren leeg te laten staan. In de eerste plaats zullen wij tegemoet moeten komen aan de meest primaire behoefte van de mensen, na melijk een dak boven hun hoofd. Daaraan zullen andere zaken ondergeschikt moeten worden gemaakt en daarom mogen wij geen extra ruimte en een stuk leegstand voor de kantoorfunctie creëren. De meeste kantoorruimte is na één a twee jaar wel verhuurd, maar woningen kunnen bij wijze van spre ken de volgende dag al worden verhuurd, want daarom zitten de mensen te springen. Ik vind dan ook dat bij de woningbouw de hoogste prioriteit

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1980 | | pagina 1468