11 SEPTEMBER 1980 1512 van het voorstel van b. en w. tot het nemen van een besluit inzake het al dan niet instellen van beroep in cassatie van het arrest van het Gerechts hof te 1s-Hertogenbosch van 19 augustus 1980 in zaak van de gemeente Breda tegen J.P. Nijs. Wij menen dat deze zaak met voorrang moet worden be handeld, omdat deze aangelegenheid urgentie heeft. Het is een groot belang dat hierbij aan de orde is en er bestaat ook veel belangstelling voor. Graag nodig ik u uit tot behandeling van dit punt over te gaan. Daarbij wil ik u verzoeken u te beperken tot het onderwerp dat aan de orde is. Zoals u weet is het helemaal niet de gewoonte om iets buiten de orde te verklaren, maar in dit geval meen ik u te mogen verzoeken u uitsluitend te richten op het onderwerp dat aan de orde is. VOORSTEL VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS TOT HET NEMEN VAN EEN BESLUIT INZAKE HET AL DAN NIET INSTELLEN VAN BEROEP IN CASSATIE VAN HET ARREST VAN HET GERECHTSHOF TE 'S-HERTOGEN BOSCH VAN 19 AUGUSTUS 1980 IN ZAAK VAN DE GEMEENTE BREDA TEGEN J.P. NIJS. De heer EISSENS: Ik wil ten aanzien van deze zaak verschrikkelijk graag een voorstel van orde doen, maar ik weet niet of dat precies past binnen de boekjes op dit punt. Wij hebben gisteravond dit stuk gekregen. Het lag al wel ter inzage, maar je kunt van raadsleden die het druk hebben niet verwachten dat zij om elf uur nog naar het Praat huis gaan en voor de meesten van ons is het van daag een normale werkdag geweest. Dat betekent echter niet dat geen van ons zich op dit voorstel heeft geprepareerd. Wij willen u vragen of het mo gelijk is vooraf informatieve vragen in de rich ting van het college te stellen. Na de beantwoor ding daarvan willen wij ons als fractie over een en ander beraden. Past dit in het kader van de mo gelijkheden die de orde toelaat?

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1980 | | pagina 1512