11 SEPTEMBER 1980 1516 drie verschillende standpunten is gekomen, hetgeen in deze raadszaal geen gebruik is. Gezien de spoed die ten aanzien van deze zaak moet worden betracht menen wij dat het in elk geval juist is dat alles voor ons ligt op basis waarvan de raad een uit spraak zal kunnen doen. De raad is daartoe bevoegd, hij is daarvoor het geëigende orgaan, zoals door Jan Oomen al vaker is gesteld; u kent dat hele verhaal wel. Ik wil nog een derde reden noemen waarom het belangrijk is dat wij vanavond over deze kwestie spreken. Van de zijde van de C.D.A.-fractie is die ook al naar voren gebracht, zij het vragenderwijs. Welk voorstel er ook zal worden aangenomen, het zal van landelijke betekenis zijn, want de uit spraak van de rechter zal niet alleen voor Breda gelden. Overal in het land zal men zich op die uitspraak kunnen beroepen; een gemeente kan er dan niet meer onderuit om af te sluiten. Een en ander is voor de hele beweging rond het kraken en de re laties die de hele kraakbeweging heeft met bij voorbeeld de leegstandswetgeving en de onderhande lingen in de Tweede Kamer van uitermate groot be lang. De Partij van de Arbeid is van mening wij hebben dat in eerdere instanties ook al per brief naar voren gebracht dat het juridisch beleid zoals dat in het land wordt gevoerd op zijn tellen moet passen op het moment waarop het in aanraking gaat komen met het politiek beleid. In het kader van de gemeentelijke huishouding heeft de gemeente ten aanzien van bepaalde zaken een zekere vrijheid van handelen en zij móet die ook hebben, omdat de gemeente anders geen politieke uitspraken kan doen. Wanneer een juridische overheid zich, te recht of niet terecht, met die zaken gaat bemoei en, zal zij goed moeten weten welke de consequen ties daarvan zijn. De consequenties zijn in dit geval dat de discussies welke de laatste maanden in de raad en in de commissies over het kraken zijn gevoerd aardig worden vastgezet. Dit zal ook

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1980 | | pagina 1516