11 SEPTEMBER 1980
1524
verband 30 september. Na het verstrijken van die
datum zal de procureur-generaal dus pas een beslis
sing in dezen kunnen nemen.
Ik kan voorts zeggen dat Breda 'voor zover het
college tot dit moment weet alleen staat. Breda
loopt in dezen dus voorop.
Naar mijn mening is het voorstel van het col
lege van burgemeester en wethouders duidelijk, on
danks de beperktheid. Ik stel dit met name ook in
de richting van de heer Garritsen. Het voorstel is
beperkt, daar het zich uitsluitend richt op de
zaak waarom het thans gaat. Ik ben van oordeel dat
het besluit zoals dat is verwoord duidelijk de be
doeling van het voorstel weergeeft. Zoals men kan
zien luidt de formulering aldus: "tijdig beroep in
cassatie in te stellen tegen het in de considerans
genoemde arrest, tenzij het nog uit te brengen
cassatie-advies onverdeeld duidelijk aangeeft, dat
dit rechtsmiddel vruchteloos zal blijven."
De heer GARRITSEN: Ik wil graag de heer
Brooimans bij interruptie een vraag stellen. Het
besluit is volstrekt duidelijk en daarover bestaat
ook geen misverstand. In het college leven evenwel
drie standpunten en ik weet niet eens welk stand
punt u, mijnheer de voorzitter, inneemt. Mijns in
ziens had toch wel mogen worden vermeld wie de
verschillende standpunten onderschrijven en welke
motieven daarbij hebben gespeeld.
Wethouder BROOIMANS: Aan het eind van mijn
betoog zal ik daarover iets zeggen.
De heer Hendriksen heeft een aantal uitspra
ken gedaan waaraan ik gevoeglijk voorbij kan gaan.
De heer HENDRIKSENDat vind ik niet accepta
bel. Ik heb een aantal opmerkingen gemaakt en
daarop verwacht ik toch wel een antwoord van het
college. Ik wil die nog wel even in vragende zin
herhalen; ze zullen dan misschien duidelijker wor
den. Ik heb gevraagd wat het college vindt van de