1525 11 SEPTEMBER 1980 maatschappelijke ontwikkelingen met betrekking tot het kraken. Ik heb verder gevraagd Wethouder BROOIMANSIk moet tegen het stel len van dergelijke vragen protesteren, want die vragen hebben niets te maken met het al of niet vragen van een cassatie-advies. De heer HENDRIKSENDat hebben zij wel. In eerste termijn heb ik een opmerking gemaakt over de beleidsruimte waarover een gemeente ten aanzien van gevallen als deze dient te beschikken. Dat is een uiterst relevante opmerking, want daarom gaat het juist bij cassatie. Wethouder BROOIMANSDat de uitspraak die vanavond aan de orde is van groot maatschappelijk belang is wil ik namens het college zeker niet ontkennen. Het college verzoekt de raad toch in dezen een uitspraak te doen. De heer Hendriksen heeft ook iets gezegd over de Leegstandswetmaar ik meen dat wij die wet, die er nog niet eens is, thans buiten beschouwing moeten laten. Wij kunnen moeilijk voorzien wat de toekomst zal brengen. Vervolgens heeft de heer Hendriksen terecht erop gewezen dat de gemeente een zekere vrijheid van handelen dient te hebben, maar dit dan wel binnen het wettelijke kader dat daaraan beperkin gen oplegt. Op de vraag die de heer Neeb stelde inzake het hoger beroep in de zaak Nijs en de Ginneken- weg 90 moet ik het antwoord schuldig blijven. Ik heb een heel pak papieren bij me, maar ik denk dat er te veel tijd verloren zou gaan als ik daarin nu zou gaan zoeken. De heer Neeb heeft opgemerkt dat de raad niet in kennis is gesteld van het verloop van het ge heel en daarin heeft hij gelijk. Soms komen zaken heel plotseling op het college af die dan een snelle beslissing vereisen. Ik betreur het in elk

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1980 | | pagina 1525