11 SEPTEMBER 1980
1528
in cassatie moet worden gegaan en zij hebben
daartoe de navolgende overwegingen. In de eerste
plaats ligt daar het advies van onze stadsadvocaat,
die duidelijk aangeeft dat de kans van het beoogde
doel als uitermate gering moet worden gekwalifi
ceerd. Zij verwijzen naar de passage: "Wij kunnen
voorshands in het onderhavige arrest geen overwe
gingen vinden die aanleiding geven om met enige
vrucht de zaak voor te leggen aan de laatste en
hoogste rechterlijke instantie, de Hoge Raad. Naar
onze mening is een eventuele cassatie volstrekt
kansloos." Dit is dus het oordeel van de stadsad
vocaat. Voorts menen de beide wethouders dat even
min het beoogde doel zal worden bereikt. Uitgangs
punt was namelijk door de rechter te laten toetsen
of de gemeentelijke interpretatie van de energie-
en waterverordening een juiste was. De rechter
heeft daaromtrent geen uitspraak gedaan, doch het
handelen van de gemeente op basis van het Burger
lijk Wetboek veroordeeld. Tot slot zijn beide wet
houders van mening dat evenmin elke schijn tot het
bevoordelen van hen, die om welke reden dan ook
kraken, voorkomen dient te worden. De uitspraak
van het Gerechtshof is voor wat dat onderdeel be
treft voldoende duidelijk.
Ik wil het hierbij thans laten.
Mevrouw SAELMAN-BOELENIk kan mij voorstel
len dat de wethouder onze vragen heeft vergeten te
beantwoorden, doordat hij zo vaak werd geïnterum-
peerd, maar ik wil er toch wel op wijzen dat wij
daarop geen antwoord hebben gekregen. Zouden wij
alsnog een antwoord kunnen krijgen?
De VOORZITTER: Wellicht is het ter wille van
de orde en het verloop van deze discussie goed dat
ik nog een paar opmerkingen plaats. Mijns inziens
is het terecht dat ik van de gelegenheid die ik
daartoe heb gebruik maak en bij het gestelde nog
enige kanttekeningen plaats. Daarna zal gevolg
worden gegeven aan het verzoek dat reeds is gedaan