24 JANUARI 1980 152 wordt meegenomen. Vervolgens iets over de rol van de auditor. De afgelopen anderhalf jaar hebben wij scherp op de overzichten van N.A.C. gereageerd. We hebben regelmatig gesprekken met het N.A.C.-bestuur gehad wat ik zeer positief waardeer. Ik denk dat tegen die achtergrond en bij voortzetting van die lijn een auditor overbodig is. Gelet op een evaluatie van wat de auditor in feite heeft kunnen doen, als mede gelet op het reeds enige jaren geleden gesig naleerde probleem dat een auditor bij een vergade ring kan zitten maar dat hij, als men elders even "voorvergaderttoch geen enkele invloed heeft, zijn wij tot de conclusie gekomen dat het beter is dit systeem te laten vallen. Daarvoor in de plaats is het wenselijk een open overleg met het bestuur van N.A.C. te blijven plegen en vooral de finan ciële stukken per kwartaal zo goed mogelijk te be kijken en daarop te reageren. Wij doen dat erg scherp Ik kom toe aan een reactie op de woorden van de heer Van Banning. Als je als wethouder van jeugd en sport over N.A.C. praat, is één van de prettige elementen daarvan dat je met de heer Van Banning in discussie mag' Ik heb mij daar feite lijk jarenlang op verheugd en toen bij de onder handelingen bleek dat ik eventueel in de buurt van jeugd en sport terecht zou komen, was dat voor mij niet het doorslaggevend element, maar toch wel één van de meewegende elementen. Ik heb de heer Van Banning in het verleden gewaardeerd zoals ik Rinus Terlouw waardeerde als hij hier in Breda met Spar ta kwam spelen, en ik heb altijd graag tegen Rinus willen spelen. Ik vind het op zichzelf ook een goede zaak dat de heer Van Banning en ik over dit punt nog eens een discussie kunnen hebben. Overi gens had ik het niet zo snel verwacht, want toen ik ''binnenkwam", was de nota nopens N.A.C. voor mij een uitstekende nota en dat we daar, door de ontwikkelingen gedwongen, zo snel al weer van zou den moeten afstappen, had ik eigenlijk niet

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1980 | | pagina 152