11 SEPTEMBER 1980
1530
heeft vergaderd, de raad toch minstens de gelegen
heid moet bieden om tot oordeelsvorming te komen.
Met het oog daarop en vanwege de urgentie van de
aangelegenheid is het college tot de conclusie ge
komen dat dit standpunt op deze wijze moest worden
uitgebracht. De raad is bevoegd en geroepen om te
oordelen, ook in deze zaak. Hij moet dat deze keer
helaas aan de hand van een gespleten standpunt van
het college van burgemeester en wethouders doen,
maar dat doet aan het feit dat de beslissing door
de raad moet worden genomen, naar mijn mening
niets af.
Terugkomend op het voorstel zelf, constateer
ik dat men daarin het woord "tenzij" aantreft. Dit
woord de heer Brooimans heeft het al opgemerkt
is door drie leden van het college verdedigd
met de opmerking dat een cassatie-advies is aange
vraagd. De raad weet dat dat advies gisteren is
aangevraagd en dat en die opmerking is dunkt
mij zeer ter zake een beslissing dient te wor
den genomen vóór 30 september, omdat op 30 septem
ber de cassatietermijn verstrijkt. In dat verband
is het mijns inziens de moeite waard in aanvulling
op de woorden van de heer Brooimans en in antwoord
op een vraag van de heer Kammeraat het volgende op
te merken. Wanneer er sprake zou zijn van het aan
duiden van mogelijkheden, twijfels in het advies,
moet in dat verband worden verwezen naar het
standpunt van drie leden van het college met be
trekking tot de situatie waarin het uitgebrachte
cassatie-advies onverdeeld duidelijk aangeeft dat
dit rechtsmiddel vruchteloos zal blijken. In het
geval van twijfels verwijs ik naar de passage over
onverdeelde duidelijkheid. Hiermee heb ik naar ik
meen een correct antwoord op de vraag van de heer
Kammeraat gegeven.
Van veel kanten is ingegaan op eerdere juri
dische stappen die de gemeente heeft gedaan. Hoe
wel, zoals uit het voorstel blijkt, zich met be
trekking tot cassatie in het college een splitsing
van opvattingen heeft voorgedaan, bestond bij ons