1531 11 SEPTEMBER 1980 eenstemmigheid over de stappen bij de president van de rechtbank en bij het Hof in Den Bosch. Dit betekent dat wij gaarne wilden zien dat de "rech terlijke overheid" een term van de heer Hen- driksen, waarvan ik mij overigens afvraag of hij geheel juist is zich zou uitspreken. Wij waren van mening in dat opzicht zo ver mogelijk te moe ten gaan, totdat het Hof een uitspraak had gedaan. Die stappen zijn door het college gezet. Wij meen den dat zij niet alleen gerechtvaardigd waren, maar vanwege de grote belangen die hier in het ge ding zijn, ook nodig. Een heel andere vraag, die vanavond aan de orde is, luidt: dient beroep in cassatie te worden ingesteld? In dit verband ga ik in op een vraag die naar ik meen door de heer Garritsen is gesteld. Uit de door het Hof gedane uitspraak met betrek king tot een pand aan de Grote Markt te Breda is door de meerderheid van het college de conclusie getrokken dat de stappen die het Hof voorschreef, moesten worden gezet. Overigens is het duidelijk dat het Hof op grond van heel andere argumenten tot dat arrest is gekomen. Het college achtte het nodig de voorgeschreven stappen te zetten, te meer omdat wij in redelijkheid konden voorzien dat, wanneer in een dergelijke kwestie een kort geding zou gaan spelen, er slechts sprake van een uitstel met enkele dagen had kunnen zijn. Bovendien zou een dergelijke houding van de gemeente in een der gelijke zaak tegenover de rechtbank zeker niet verantwoord zijn geweest. Dat is naar mijn mening een feit en ik denk dat ik op deze manier de in tentie van het college tot vóór deze cassatie dui delijk heb weten aan te geven. De heer Hendriksen heeft met zo veel woorden gezegd dat de rechter zich met bepaalde dingen zou zijn gaan bemoeien en dat hij ons zou hebben vast gezet. Het lijkt mij niet juist zulke uitlatingen te doen. Naar de mening van de heer Hendriksen ge beuren er dingen die zich buiten ons voltrekken. Welnu, ik geloof dat het recht daartoe bestaat en

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1980 | | pagina 1531