1537
11 SEPTEMBER 1980
beroep op het Burgerlijk Wetboek, geheel buiten de
verordening om. De rechter doet ten aanzien van de
gemeentelijke verordening geen keuze, terwijl de
gemeente Breda juist duidelijkheid ten aanzien van
die verordening wil hebben, omdat zich in verband
daarmee allerlei problemen hebben voorgedaan.
Op grond hiervan ik probeer nu de lijn
door te trekken en aan te geven hoe het allemaal
zo is gekomen is beroep ingesteld bij het ge
rechtshof in Den Bosch, met de vraag of de gemeen
te de verordening goed heeft geïnterpreteerd. Op
die vraag is opnieuw geen antwoord gekomen. Het
arrest van het Hof dat wij ons aan dat arrest
te houden hebben, begrijp ik heel goed, maar dat
is nu niet aan de orde bevat opnieuw de overwe
ging dat het nu niet om de verordening gaat, maar
om de andere motieven. In grote lijnen is het von
nis van de president van de rechtbank in Breda be
krachtigd. Wij hebben dus nog steeds geen antwoord
op onze vraag over de interpretatie van de veror
dening.
Welnu, de meerderheid van mijn fractie is van
mening dat de gemeente in zo'n situatie, nu het om
zo'n belangrijke zaak gaat, de Hoge Raad dient te
vragen of zij de verordening goed interpreteert,
tenzij de cassatie-advocaataan wie reeds om ad
vies is gevraagd, tot de conclusie komt dat Breda
dat beter kan vergeten omdat het helemaal niet zal
lukken. In dat geval zou in cassatie in beroep
gaan neerkomen op goed geld naar kwaad geld gooien
en zou het helemaal geen zin hebben. De formule
ring is zodanig dat er, als er maar enige kans op
slagen is, beroep zal worden ingesteld. De meerder
heid van mijn fractie kan zich daar wel in vinden.
Mijn betoog tot nu toe lijkt eigenlijk een
wat bloedeloos verhaal waar men de mensen niet
achter ziet. Wij hebben echter geprobeerd onze ge-
dachtengang op deze manier op te bouwen om con
creet de lijn te zien die ons ertoe brengt de pro
cedure te willen voortzetten. De gemeente heeft
haar recht niet verkregen. De verordening die zij