1541
11 SEPTEMBER 1980
in overeenstemming met het programakkoord waarin
wordt bepaald dat er bij hoge uitzondering een
minderheidsstandpunt kan worden ingenomen. Ik heb
geconstateerd dat regelmatig bij alle belangrijke
onderwerpen de P.v.d.A.-wethouders een minderheids
standpunt innemen. Dat maakt nogal wat verschil.
De heer HENDRIKSEN: Het verschilpunt is dan
de regelmaat, maar dit was een opmerking terzijde.
In ieder geval is dit punt van het programakkoord
voor mij alweer een stuk verhelderd.
Uit de beantwoording van de heer Brooimans
heb ik op een bepaald punt slechts zijdelings iets
kunnen opmaken. Ik heb duidelijk gevraagd hoe het
college nu eigenlijk aankijkt tegen de beleids
ruimte die het college en de raad ten opzichte van
juridische uitspraken zouden moeten houden, anders
gezegd: hoe de gemeente haar eigen gemeentelijke
huishouding moet blijven voeren en baas in eigen
huis moet blijven. De heer Brooimans zei aanvanke
lijk dat hij daarop helemaal geen antwoord wilde
geven. Later heeft hij slechts heel kort gerea
geerd. Gebleken is aanvankelijk was mij dit
niet bekend dat de heer Brooimans zich achter
het "tenzij"-voorstel schaart. Impliciet wordt
door deze C.D.A.-wethouder en waarschijnlijk
ook door een meerderheid van de C.D.A.-fractie
erkend dat het door mij aangegeven conflict wel
degelijk aan de orde is. Ik doel hier op het con
flict ook de heer Merkx is erop ingegaan
tussen enerzijds de uitspraken van de rechterlijke
macht en anderzijds de beleidsruimte die het ge
meentelijk bestuur heeft.
In eerste termijn heb ik al gezegd dat de
P.v.d.A.-fractie een uitgesproken standpunt heeft:
zij is van mening dat het instellen van beroep in
cassatie op dit ogenblik noodzakelijk is. Wij heb
ben geen behoefte aan een advies daarover. Het
gaat immers om een principiële kwestie, aangezien
de mogelijkheden van het bestuur van de stad naar
ons gevoel op een onjuiste wijze worden ingeperkt.