11 SEPTEMBER 1980 1 b46 zeggen dat dit met het onderwerp niets te maken heeft, hoe begrijpelijk het ook is dat u over deze kwestie bewogen bent en erover wilt spreken. De heer GARRITSEN: Ik wijs u op de omvang die hier in het geding is. Het gaat hier concreet om één pand. Als het straks wat ik verwacht om tientallen panden'blijkt te gaan, is het zeker van belang af te wegen welke gedragslijn we in dit ge val hebben gevolgd. De vragen heb ik gesteld; ik wil er nu verder niet op ingaan. Mijn laatste opmerking heeft betrekking op de landelijke aanpak. Naar mijn mening is het gewenst in ieder geval beroep in cassatie in te stellen, opdat er een uitspraak door de Hoge Raad wordt gedaan. Of die uitspraak dan positief dan wel ne gatief uitvalt, lijkt mij van minder belang, waar mee ik het volgende bedoel: je kunt je te zijner tijd afvragen of de uitspraak van de Hoge Raad al dan niet politiek een goede zaak is, en op dat ogenblik kun je eventueel initiatieven bij de Tweede Kamer ontplooien om te voorkomen dat in Ne derland de tienduizenden die in kraakpanden wonen verstoken raken van de meest noodzakelijke voorzie ningen. Van de zijde van de P.v.d.A. heeft men zich informeel al in die richting uitgelaten; ik ben het daarmee eens. Als men deze weg in de rich ting van de landelijke overheid met succes wil volgen, is het naar mijn mening noodzakelijk dat er een uitspraak in cassatie wordt gedaan. Ik doe dan ook een dringend beroep op de raad om tot het instellen van beroep in cassatie te besluiten. Ter afsluiting van mijn betoog dien ik een motie in waarin wordt gepleit voor het treffen van noodvoorzieningen waarbij geen gebruik wordt ge maakt van leidingen van de eigenaar. Ik hoop dat deze motie door de meerderheid van de raad zal wor den gesteund en dat de raad zich wat dat betreft sociaal zal opstellen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1980 | | pagina 1546