11 SEPTEMBER 1980
1548
gesteld. Misschien moet ik nog wel iets zeggen in
de richting van de heer Hendriksen, die uit mijn
woorden heeft begrepen dat Breda in dezen voorop
loopt. Hij veronderstelt dat ik daarop nogal trots
ben, maar het was beslist niet mijn bedoeling mijn
trots daarover uit te spreken. Ik heb alleen maar
een concreet antwoord gegeven op een desbetreffen
de vraag van de heer Kammeraat in de richting van
het college. Zonder bijbedoelingen antwoordde ik
op die vraag dat volgens onze gegevens Breda de
eerste gemeente is waar een zaak als deze speelt.
De heer Neeb heeft nog een vraag gesteld over
het cassatie-advies, maar in antwoord daarop meen
ik te mogen verwijzen naar het voorstel dat ter
tafel ligt. In het voorstel staat dat slechts wan
neer het advies onverdeeld duidelijk aangeeft dat
cassatie vruchteloos is en zonder resultaat zal
blijven van dit rechtsmiddel ware af te zien. Mijns
inziens kan het niet duidelijker worden gesteld.
Naar mijn mening heeft het amendement dat
door de heer Hendriksen, ondersteund door andere
leden, is ingediend een verdere strekking dan het
voorstel van het college. Mijns inziens zal daaro
ver dan ook in de eerste plaats dienen te worden
besloten
De VOORZITTER: Ik meen dat daaraan slechts
zeer weinig kan worden toegevoegd. Er is een amen
dement ingediend, dat u inmiddels bekend is. Ver
volgens is een motie ingediend, die u dadelijk zal
worden voorgelegd. Na een eerste lezing van die
motie vraag ik mij af of zij wel op het aan de or
de zijnde voorstel betrekking heeft. U zult daar
over een oordeel kunnen geven als u over de motie
beschikt
De heer Neeb heeft een opmerking gemaakt over
de formulering van het besluit. Zojuist heb in in
ander verband geprobeerd de heer Kammeraat de be
doeling van drie leden van het college aan te ge
ven. Men moet cassatie zien als een middel om een
doel te bereiken. In dit geval is dat doel het