155
24 JANUARI 1980
in de afgelopen maanden. De fracties waren op de
hoogte
De heer Van Banning heeft gezegd ook de
heer Eissens heeft daarop geduid dat de vertrou
welijkheid in de richting van de commissie op een
onjuiste manier door ons zou zijn geschonden. Ik
denk dat dat niet juist is. De heer Eissens heeft
ten onrechte gezegd dat er een verklaring in de
krant zou zijn gekomen voordat de commissieleden
op de hoogte waren. Dat is niet waar. De commisT
sieleden zijn eerder geïnformeerd dan de pers en
bovendien hebben de commissieleden, voordat de
pers zou worden geïnformeerd, de persverklaring
gekregen. Als er een persverklaring wordt gemaakt,
zal het toch duidelijk zijn dat die ook in de
krant zal komen. Er is juist voor gezorgd dat de
goede volgorde in acht werd genomen en ik denk dat
ook op dat punt eigenlijk geen opmerkingen kunnen
worden gemaakt.
Vervolgens krijgen we de foute informatie die
ik in oktober zou hebben gegeven. In oktober is
bij een fractievergadering van de Partij van de
Arbeid een groep mensen van het C.D.A. even in ge^
sprek geweest met mijMen heeft op dat ogenblik
optimale informatie gevraagd en die is ook gege
ven; de heren Peeters en Brooimans weten dat. Ik
denk dat we alles hebben gedaan wat op dat ogen
blik kon en dat we alle informatie hebben gegeven
die op dat ogenblik bekend was.
Door in de publiciteit te treden nadat het
collegevoorstel duidelijk was geworden en nadat
de raadscommissie was geïnformeerd, hebben wij,
aldus de heer Van Banning, stemming gemaakt in de
stad. In dit opzicht sta je voor een keus: is het
nodig alle voorstellen waarbij de raad, het col
lege, N.A.C, en in wezen toch ook de burgerij be
trokken zijn, geheim te houden tot het laatste
ogenblik? Ook de burgerij moet toch kunnen reage
ren? Ik denk dat je zo vroeg mogelijk tot openheid
moet komen, maar dan met goede afspraken met de
commissie, Naar mijn mening zijn we in dit geval