1578 15 SEPTEMBER 1980 financiële sanering en wanneer er geen duidelijk perspectief ontstaat zullen ze voor de vraag "doorgaan of niet?" komen te staan. Deze vraag wordt op het ogenblik in de gemeenteraden nog niet met deze hardheid gesteld, maar wanneer het BBI niet met een plan kan komen waarbij uitzicht op sanering ontstaat, zal men er niet meer onderuit kunnen. De nieuwe voorstellen van het BBI moeten toch binnenkort te verwachten zijn. Na deze algemene inleiding loop ik even snel de concrete vragen langs. De heer Veelenturf heeft gevraagd welke consequenties het beleidsplan van N.A.C. voor onze voorstellen kan hebben, in welk verband hij om spoedige bespreking van het beleids plan in de commissie heeft verzocht. We hebben in de commissie de komende maand een wat overladen programma, maar ik zeg toe dat het beleidsplan met onze reactie zo spoedig als dit met het oog op de andere agendapunten haalbaar lijkt zal worden geagendeerd, opdat een verdere bespreking mogelijk wordt. Het punt van de club van wijze mannen kan in die bespreking worden betrokken. N.A.C. wordt voor wat zijn beleid betreft door een aantal men sen geadviseerd en we zullen daarover overigens na overleg met het N.A.C.-bestuur in de commis sie enige mededelingen kunnen doen. De heer Koertshuis heeft aangeduid dat hij aanvankelijk tegen het voorstel was vanwege de eis van indiening van een sluitende begroting. Ik vind het een wat vreemde figuur deze opmerking heb ik ook in de commissie gemaakt dat de sponsor gelden teruglopen terwijl elders ineens een fonds ontstaat waaruit spelers kunnen worden gekocht. Met het oog op die daalbeweging aan de ene kant en die rijsbeweging aan de andere kant hadden wij het idee dat er mogelijkheden zouden moeten zijn om door bijdragen van derden tot een sluitende be groting te komen. Inmiddels is door de gemeenten met het BBI afgesproken dat men zal proberen zo veel mogelijk de voorwaarden van het BBI te vol gen. Het BBI vraagt de gemeenten op dit ogenblik

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1980 | | pagina 1578