1592 15 SEPTEMBER 1980 toekomst zeker niet mogen worden herhaald. Met het oog daarop heeft het college maatregelen in de sfeer van de kredietbewaking genomen. Het is nood zakelijk gebleken afspraken over procedures te maken, opdat dergelijke overschrijdingen niet meer kunnen voorkomen. Voor het overige kan ik er niet veel meer over zeggen. Het is gebeurd en we kunnen onze spijt erover betuigen. Al degenen die het aangaat erkennen dat zich een proces heeft voorgedaan dat in de toekomst niet mag worden herhaald. Iedereen erkent de gemaakte fouten, maar dat neemt niet weg dat de rekening op tafel ligt en dat het geld er moet komen. Een andere vraag is: wie moet er betalen? Bij de beantwoording van die vraag ga ik uit van een situatie waarin men in een wat langzamer tempo had kunnen werken en waarin de kredietoverschrijding tijdig bij het college zou zijn gemeld, met de vraag of men de activiteiten moest voortzetten of dat men het gehele proces moest stopzetten. Als wij dan tot voortzetting hadden besloten, zou eveneens het budget cultuur met deze uitgave zijn belast. De fout zit in de kwestie van het al dan niet tijdig signaleren en daarbij is niet aan de orde wie er moet betalen. Wat de B.T.W. betreft: de schouwburg is niet B.T.W.-plichtig, of, beter gezegd, de B.T.W. is voor de schouwburg terugvorderbaar, zodat we dit aspect buiten beschouwing kunnen laten. De heer Gielen wijs ik erop dat het voorstel op 28-5-1980 gedateerd is en dat er op die datum inderdaad sprake was van een "op 21 juni j.l." genomen be slissing. Inmiddels zijn we terug in de raad, na dat in de commissie cultuur de heer Oomen heeft daar gelijk in heel nadrukkelijk op een ander soort dekking was aangedrongen waarbij ook het budget van de dienst openbare werken zou worden belast. Het voorstel is vervolgens opnieuw in het college aan de orde geweest, waarbij naar mijn beste weten unaniem tot handhaving van het

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1980 | | pagina 1592