15 SEPTEMBER 1980
159/
functie en samenstelling, waaraan in de loop van
1979 zou zijn begonnen, zijn ons niet bekend. Het
lijkt ons ook niet dienstig nu al te voorzien in
de vacatures bij een adviesorgaan dat nauwelijks
leeft, mede blijkens de moeite die het heeft ge
koste geschikte kandidaten te werven, terwijl nota
bene alle jeugd- en jongerengroepen in Breda zijn
aangeschreven. Kennelijk worden onze twijfels ook
door die groepen gedeeld. Wij vinden het voorstel
daarom niet terecht, waarbij ik nog voorbij wil
gaan aan de relatief hoge kosten van deze organen,
zeker tegen de achtergrond van de noodzakelijke
bezuinigingen
Wethouder WELSCHEN: Toen de eerste twee spre
kers aan het woord waren geweest, dacht ik dat we
niet zo veel over dit voorstel hoefden te zeggen,
omdat iedereen weet hoe de stand van zaken is. Ik
nam aan dat we vrij snel tot besluitvorming zouden
kunnen overgaan, onder de aantekening dat het de
bedoeling is de commissie de activiteiten van de
J.A.R. zo goed mogelijk te laten volgen. Na de op
merkingen van de heer De Brouwer acht ik het echter
op zijn plaats een enkele opmerking te maken. De
heer De Brouwer weet naar ik aanneem door zijn
lidmaatschap van de commissie voor jeugd, sport en
recreatie dat op dit ogenblik de gehele jeugd- en
jongerenproblematiek sterk in ontwikkeling is en
dat we proberen in een ijltempo veel nieuwere din
gen die maatschappelijk op ons afkomen op te van
gen, beleidsmatig te vertalen en er het een en an
der mee te gaan doen. Het gebied van het jeugd- en
jongerenbeleid is een totaal ander gebied geworden
dan het gebied dat tien jaar geleden door de J.A.R.
werd "opgepakt". Ik vind het zelf helemaal niet zo
verbazend dat mensen die vanuit georganiseerde
hobbyclubs, scouting etcetera over het jeugd- en
jongerenbeleid in Breda adviseren, het verschrik
kelijk moeilijk vinden ook over krakers, jeugdige
werklozen etcetera te moeten praten.
Er is in dat opzicht maatschappelijk op het