1606
15 SEPTEMBER 1980
als min of meer toevallig.
Een ander voorbeeld is de constatering ach
ter het tweede gedachtenstreepje van het concept
besluit. Op zich hebben we daar niet zo veel
moeite mee, wanneer de wethouder duidelijk zou
willen maken ik wil mij wat dat betreft aan
sluiten bij de heer Koertshuis wat hij ver
staat onder "sociale klassen". Wie zijn dat, waar
bevinden zij zich en waarin ligt het onderscheid?
Het voorstel zelf, althans de redactie ervan,
roept bij onze fractie nog enige vragen op. Zo
staat er op bladzijde 2 een beschouwing over de
eisen voor een plezierige woonomgeving. Welke zou
den die eisen kunnen zijn? Wie bepaalt wat? Wie
bepaalt wie plezierig woont? Is het hebben van
bijvoorbeeld een auto inderdaad levensgeluk? Ik
weet het niet, maar we moeten met dit soort opmer
kingen erg voorzichtig zijn en buurten, straten,
personen niet vanuit onze meningen van een stem
peltje voorzien.
Op bladzijde 3 van het voorstel wordt gecon
stateerd dat de recreatie zich voor het grootste
gedeelte in en om de woning afspeelt. Waarop is
deze constatering gestoeld? Ik kom tot deze vraag,
omdat volgens de tekst op bladzijde 8 behoefte be
staat aan gegevens die meer inzicht geven in de
recreatieve wensen en gedragingen van diverse
groepen. Is dit niet in tegenspraak met de uit
spraak op bladzijde 3?
Wij zijn het er volledig mee eens dat de
Galderse Meren als eerste knelpunt worden vermeld.
De Galderse Meren verdienen een zeer hoge priori
teit. Er gebeurt in dat gebied nogal eens iets en
de problemen nemen jaarlijks een grotere omvang
aan. Het is noodzakelijk dat er iets met de Gal
derse Meren gebeurt en wij zouden punt 3 van het
voorgestelde besluit dan ook nog eens extra willen
accentueren. Wij weten dat het beleid ten aanzien
van de Galderse Meren moeilijk ligt. Naar onze
mening is de kwestie van de Galderse Meren gezien
de structuur en de grootte primair een zaak van