15 SEPTEMBER 1980
1609
In het verleden heb ik dit al een aantal ke
ren naar voren gebracht. Ik heb toen gezegd dat
in het algemeen de mensen die in een wat minder
goede woning wonen daarbij ook de pech hebben dat
hun woonomgeving wat minder plezierig is en daar
bovenop dikwijls de pech hebben dat hun werk wat
minder creatief is. Zo kun je doorgaan: die dingen
komen allemaal bij elkaar. Recreatie is daartegen
over geen compenserend element. Het is niet moge
lijk er door het treffen van wat recreatievoorzie
ningen voor te zorgen dat de rest wordt vergeten.
Recreatie moet integendeel een integrerend element
zijn. Vanuit recreatie-optiek zou je moeten zeggen
dat er in feite in de woning voldoende ruimte moet
zijn om het de afzonderlijke kinderen mogelijk te
maken ook eens wat alleen te doen, dat de woonom
geving goed moet zijn etcetera. Dergelijke uit
gangspunten zijn inmiddels zó goed onderbouwd, dat
ik nu eens niet naar ons eigen voorstel wil ver
wijzen. Wie kennisneemt van het rapport van de
Grontmij voor het stadsgewest en van rapporten van
het Instituut voor Toegepaste Sociologie in Nijme
gen, leest daarin precies dezelfde dingen. We moe
ten als beleidsmensen de feiten vervolgens dan wèl
onder ogen zien en daaraan gaan werken.
Een probleem is dat niemand exact weet wat
precies de wensen zijn van allerlei groepen die
zich in recreatief opzicht op bepaalde zeer beperk
te manieren gedragen. Daar wordt ook nooit naar
gevraagd. Ik zal een voorbeeld noemen dat, denk ik
op dit ogenblik volstrekt gevaarloos is. Als je
ik kom daarmee op het terrein van mijn collega
Van Dun t- vanuit de optiek dat je een frisse,
groene, hygiënische stad moet hebben, een stad
gaat opbouwen, krijg je het beeld dat we de laat
ste decennia hebben gezien: erg veel groen, erg
veel ruimte en daarin staan allerlei flats, maar
hoe zit dat vanuit bijvoorbeeld de beleving van de
kinderen? Het antwoord hoef ik niet eens te geven;
men kan het zelf wel bedenken. Het komt erop neer
dat zo'n stad als verschrikkelijk negatief wordt