1610
15 SEPTEMBER 1980
ervaren. Als je dan via onderzoeksresultaten die
op tafel liggen.
Wethouder VAN DUN: Je had het over een op
merking die geen kwaad kon, hè?
De heer VAN ASSELDONK: Is dat wel juist?!
Wethouder WELSCHEN: Het is, geloof ik, niet
helemaal goed, maar dat komt dan straks de heer
Van Dun wel vertellen. Het gaat om het volgende.
Als je op een gegeven ogenblik voor de kinderen
het een en ander wilt doen, zul je via onderzoek,
via een goede benadering van de kinderen, moeten
uitzoeken wat zij willen. Dat onderzoek komt in
het algemeen nog maar net van de grond.
Ik noem een andere groep, die politiek ook
niet zo gevaarlijk ligt, maar waarvan men best
begrijpt wat het probleem is: de groep van de be
jaarden. Vast staat dat bejaarden nog maar ontzet
tend weinig aan recreatievoorzieningen deelnemen.
Waarom? Wordt daarnaar gekekenworden er speciale
voorzieningen getroffen, weet eigenlijk iemand wat
er precies zou moeten gebeuren en wat niet? Het
antwoord is: nee. Welnu, bij dit agendapunt stel
len wij voor te proberen een beeld te krijgen van
de wensen van zulke groepen en ook van de sociaal-
economische klassen, met name van degenen die geen
uitvoerige opleiding hebben gehad, die niet zelf
kunnen kiezen en die niet de financiële mogelijk
heden hebben om hun keuzen waar te maken. Op ba
sis van de bekend geworden wensen willen wij dan
proberen een beleid vorm te geven. Ik vind dat het
een college past op die manier te werken.
Er zijn enige vragen gesteld die voor mij
moeilijk te beantwoorden zijn. De heer Garritsen
wenst een exposé over de Galderse Meren; ik vind
dat dat straks wel even een aparte plaats mag heb
ben. De heer Veelenturf heeft gesproken over din
gen die ik eerlijk gezegd niet helemaal meer be^
grijp. We hebben het hier in feite over een